Deze vier verhalen illustreren eigenlijk perfect wat ik in Kafka's werk waardeer, maar ook wat mij juist erg tegenstaat.
Waar ik heel erg van geniet, zijn de beeldende situaties, die droevig zijn, maar tegelijk geestig. '
De gedaanteverwisseling' vind ik daarom schitterend: dat is één lang droefgeestig, filmisch verhaal vol prachtige, beeldende scènes. (Ook Kafka's debuutbundel
Beschouwing bevat erg veel mooie beelden.) In Kafka's "grote romans" die ik tot nu toe heb gelezen (
Het proces en
Het slot) zijn dergelijke passages ook wel aanwezig, maar helaas wat meer geïsoleerd - het zijn daar meer aparte scènes, voor mijn gevoel.
Die romans worden iets te veel overheerst door wat mij tegenstaat bij Kafka: de ellenlange gedachtestromen, die kluwen hersenspinsels. Als ik een boek lees, of algemener: als ik kunst geniet, wil ik graag iets voelen, maar Kafka's paginalange uiteenzettingen komen vooral heel erg via het hoofd binnen. Natuurlijk zijn veel van die ideeën in die gedachtegangen relevant voor de verhalen en bepalen ze in grote mate de thematiek van het boek, maar ik verkies een "betere" balans tussen de ideeën en de beelden. Ik houd van sfeer, en die ontbreekt wat mij betreft teveel in die uiteenzettingen. Zoals gezegd vind ik die balans perfect in
De gedaanteverwisseling. In
Het proces is die balans ook wel oké: daar zijn ook wel veel uiteenzettingen aanwezig, maar Kafka weet die nog goed te doseren. (Sommige uiteenzettingen zijn bovendien gegoten in een beeldende parabel, zoals 'Voor de wet', met die poortwachter.)
Het slot staat me eerlijk gezegd niet meer zo helder voor de geest (dat komt ongetwijfeld omdat ik daar nooit meer een stukje over heb geschreven), maar ik kan me wel herinneren dat ik daar de gedachtestromen mij ook nogal tegen stonden.
De vier verhalen in deze bundel vertegenwoordigden perfect deze twee kanten van Kafka.
Het titelverhaal en het openingsverhaal 'Eerste smart' waren twee mooie voorbeelden van wat ik zo goed vind. Met name 'Eerste smart', een verhaal van nog nauwelijks vier pagina's, vond ik schitterend. Het gaat over een trapezeartiest die eigenlijk alleen gelukkig is als hij zoveel mogelijk in de nok van het circus, in zijn trapeze kan blijven zitten. Alleen dat vind ik al een prachtig beeld. (Zo'n figuur zou ook niet misstaan in een Jeunet/Caro-film.) Als het circus naar de volgende stad reist, en de jonge trapezeartiest dus onmogelijk in zijn trapeze kan blijven hangen, gaat de jongen in de trein in het bagagenet zitten. Dat soort beelden vind ik dus heerlijk. Tegelijk is de inhoud ook bijzonder prikkelend: onder de humoristische beelden schuilt een onbestemde treurigheid - het heet niet voor niets 'Eerste smart'. Dit wordt verder niet echt uitgewerkt, maar daar heb ik totaal geen problemen mee. Daardoor blijft het verhaal juist prikkelend en nodigt het uit tot herlezen. 'Eerste smart' had trouwens echt perfect gepast in
Beschouwing, ook omdat het een soort coming-of-age element suggereert.
De andere twee verhalen ('Een kleine vrouw' en 'Jozefine de zangeres, of Het muizenvolk') vond ik helaas nogal vervelend. Dat zijn echt twee paginalange gedachtegangen, die bijzonder moeilijk te volgen zijn. Ik twijfel er niet aan dat Kafka met die verhalen iets boeiends wilde zeggen (ik heb op het internet nog wel interessante stukjes gevonden), maar dat neemt niet weg dat de gekozen vorm mij gewoon niet aanspreekt.
Zo schommelt Kafka tussen twee uitersten en en is de bundel als geheel nogal wisselvallig. Maar gelukkig heb ik nog heel wat te gaan!