Verstrooid naar buiten kijken
Eigenlijk ben ik zeer aangenaam verrast door deze verhalenbundel van Kafka! Het wordt niet erg hoog gewaardeerd hier, maar ik heb er ontzettend van genoten. Het verschilt wel van het latere en bekendere werk van Kafka, maar een aantal elementen dat in het latere werk een grote rol speelt, is ook al zeker in deze eerste publicatie aanwezig.
Zo duikt in deze bundel bijvoorbeeld zeer veelvuldig het zogenaamde 'raammotief' op, dat ik bij
Het proces ook al opmerkte. Zoals de bedrand als 'drempel naar een andere wereld' fungeert, is het raam een uitvlucht, een escapistisch venster.
En voor escapisme is er in deze bundel wel reden genoeg. Wat mij betreft zou je kunnen spreken van een conceptuele verhalenbundel: in mijn ogen vormen alle stukjes een goed sluitend geheel. Ze vertellen het verhaal van een opgroeiende man die steeds verder wegzakt in een moeras van ellende en verdriet.
De bundel begint het prachtige, warme '
Kinderen op de straatweg'. Het is een poëtische en beeldende schets van een kindertijd. Maar direct hierna valt de eerste illusie aan diggelen in '
Ontmaskering van een zwendelaar'. Dit verhaal klinkt als een klap in het gezicht, er spreekt een enorm machteloze woede uit. Dat de ramen, "de weg naar de vrijheid", in dit verhaal gesloten zijn, zal wel niet toevallig zijn.
Hierna komt het eigenlijk niet meer goed met de ik-persoon: hij zinkt dieper en dieper.
Een ander gitzwart verhaal is '
De winkelier'. In deze monoloog is een verbitterde man aan het woord, die zwelgt in zelfmedelijden en razernij jegens de buitenwereld. Dat de man verward is en niet meer over een heldere kijk beschikt, heeft zijn weerslag op de ramen in dit verhaal: de winkelier bevindt zich immers in een lift met matglazen ramen.
Af en toe ontvlucht de bundel alle somberheid met escapistische uitstapjes als '
De plotselinge wandeling' en '
Het uitstapje de bergen in', maar ook in die verhalen is nog altijd heel duidelijk de Ongelukkige aan het woord.
De Ongelukkige probeert zich aan zijn haren uit het moeras van somberheid te trekken door zich aan de buitenwereld vast te klampen: hij trekt erop uit, hij kijkt uit het raam, maar omdat hij overal zijn eigen ongelukkigheid op de buitenwereld projecteert, zinkt hij toch steeds dieper weg. Of de Ongelukkige nou de elektrische tram neemt en een meisje ziet; verstrooid naar buiten kijkt naar een kind en een oude man of 's nachts in een straat wandelt en een rennende man tegenkomt, continu projecteert de Ongelukkige zijn angsten en neuroses op zijn omgeving.
En de Ongelukkige heeft heel wat angsten: zo is hij bijvoorbeeld heel bang om alleen te zijn en dat voor altijd te blijven. Dat blijkt wel uit het verhaal '
Het droeve lot van de vrijgezel'. In '
De afwijzing' wordt een denkbeeldige afwijzing beschreven:
"Jij bent geen hertog met een klinkende naam, geen breedgebouwde Amerikaan met het figuur van een indiaan (...)."
Later komt dit nog terug in het stukje '
Wens, indiaan te worden'.
Zo zinkt de Ongelukkige dieper en dieper en gaat de bundel verder en verder, om uiteindelijk af te sluiten met het slotstuk 'Ongelukkig zijn', waarin de Ongelukkige bezoek krijgt van een kind, het kind dat hij zelf was.
"'Ik spreek over vroeger.'
'Weet u hoe ik later zal zijn?'
'Niets weet ik.'"
Het wordt vooral een verwarrend en ruzieïg gesprek.
De verhalen lezen als gedichten. In tegenstelling tot de ietwat langdradige schrijfstijl in zijn romans, is Kafka hier veel bondiger en poëtischer, wat ik erg prikkelend en avontuurlijk vond. De bundel zit vol terugkerende elementen en motieven en raadselachtigheid, met een zweem van betekenis eromheen. Wat wordt bijvoorbeeld precies bedoeld met die paarden, die telkens terugkomen? Het nodigt uit tot nadenken en herlezen, zoals een bundel gedichten dat ook doet.
De stukjes vertellen samen het verhaal van de opgroeiende Ongelukkige die steeds verder wegzakt in zijn Moeras van Somberheid en niet in staat is om zichzelf eruit te trekken. En als hij uiteindelijk zijn vroegere 'ik' tegenkomt, blijkt hij zodanig van hem vervreemd dat de zorgloosheid van het openingsverhaal voor altijd onbereikbaar is.
"Wie eenzaam en verlaten leeft en toch af en toe ergens aansluiting bij wil vinden (...), die zal het zonder raam aan de straat niet lang volhouden."