Inmiddels zijn we wel wat gewend natuurlijk, maar voor de negentiende-eeuwer moeten de sciencefictionromans van H.G. Wells behoorlijk spectaculair zijn geweest, als iets dat er niet eerder was.
De gek geworden wetenschapper is geen onbekende in de literatuur en film: Dr. Victor Frankenstein in de gelijknamige roman van Mary Shelley, de uitvinder Rotwang uit Metropolis die tussen de dampende en borrelende vloeistoffen de Maria-robot schept, tal van voorbeelden.. Meestal loopt het met deze genieën of hun griezelige creaties slecht af en transformeren ze in iets kwaadaardigs.
Zo ook het geval bij Griffin, de natuurkundige die een formule ontdekt om onzichtbaar te worden. In de hoop daarvan te kunnen profiteren past hij de formule op zichzelf toe, maar zijn onzichtbaarheid stort hem alleen maar in de ellende en drijft hem uiteindelijk zelfs tot waanzin.
Ik moet eerlijk bekennen dat ikzelf ook altijd dacht dat onzichtbaar zijn veel voordelen met zich meebrengt, maar daar denk ik na dit boek heel anders over: wil je naar buiten dan moet je naakt over straat, in de winter ook niet echt handig. Iets gappen uit een winkel gaat ook niet van een leien dakje, of je zou een onzichtbare tas moeten hebben die alles wat je erin stopt onzichtbaar maakt.
Griffin is beslist geen romanfiguur die sympathie opwekt, hij is nors, veeleisend, op een gegeven moment gebruikt hij zelfs een uitgehongerde kat om experimenten op uit te voeren. De benedenbuurvrouw komt op het hartverscheurende gemiauw af en verdenkt hem van dierenmishandeling.. Ze vertrouwde het niet en probeerde langs mij heen in de kamer te gluren.. Een passage die wellicht bedoeld is als kritiek op vivisectie.
De onzichtbare protagonist is dus geen meelijwekkend persoon en al helemaal geen held, maar bezit ook niet de cynische humor van een misantroop. Eigenlijk kon ik er niet veel mee. Toch deed hij me in de verte aan Joseph Merrick denken, de Elephant Man, met zijn ingezwachtelde hoofd en de reuring die hij overal veroorzaakt. Vreemd genoeg ontroerde het me pas op de laatste pagina, als hij sterft en langzaam weer zichtbaar wordt.
Door de komst van de Industriële Revolutie ging alles razendsnel vooruit en de wetenschap beleefde rond het uitkomen van dit boek een hoogtepunt. In laboratoria werden ontzettend veel ontdekkingen gedaan: Edison vond in 1879 de gloeilamp uit, Louis Pasteur vond in 1881 een vaccin tegen hondsdolheid, Röntgen ontdekte de röntgenstralen in 1895, om maar een paar voorbeelden te geven.
The Invisible Man en eigenlijk alle mad scientist verhalen zijn in feite afspiegelingen van onze angst voor nieuwe ontdekkingen, uitvindingen, voor een snel veranderende wereld.