Je zou wensen dat dit soort werk ook in andere talen dan het Frans zou worden vertaald, zodat het een groter publiek bereikt. ‘Je Vous Écris de Téhéran’ is een grondig gedetailleerd boekje over de periode, die Delphine Minoui in de jaren 1997-2009 in Iran doorbracht. Het is van haar kant een soort van eerbetoon aan haar grootvader.
Delphine, een Franse journaliste en schrijfster, is in Frankrijk geboren als dochter van een Franse moeder en een Iraanse vader. Haar grootvader is met zijn vrouw achtergebleven in Iran, maar komt naar Frankrijk om zich te laten behandelen aan een hartkwaal. Zijn overlijden aan die kwaal komt in alle opzichten te vroeg. Delphine had niet alleen veel meer willen weten over haar grootvader zelf, maar ook over zijn geliefde dichter Hafez, over de Perzische taal, over het land Iran. Die dichter Hafez speelt een belangrijke rol in haar relatie met haar grootvader. Tegen de zin van haar vader in Frankrijk, die door de religieuze machtsgreep van Khomeini in Iran zich zodanig schaamt Iraans te zijn dat hij zelfs een Franse voornaam aanneemt, vertrekt zij toch naar Téhéran.
Na een korte inleiding in het boek, richt zij zich in een lange brief tot haar overleden grootvader. Die briefvorm wordt echter niet bepaald consequent volgehouden. Dat schrijven is namelijk sterk autobiografisch, omdat ze nauwkeurig vanuit haar eigen ervaringen in Iran weergeeft hoe de revolutie in Iran verloopt, welke mensen er bij betrokken zijn, hoe de bevolking (en vooral de studenten) tegenover het religieuze element van het politieke systeem staan. Haar contacten met dissidenten brengen haarzelf in conflict met de religieuze veiligheidsdiensten. Daarnaast is ze er niet alleen van op afstand, maar ook van nabij, getuige van hoe er in haar eigen omgeving in Iran slachtoffers vallen door dezelfde diensten.
Haar schrijfstijl is redelijk boeiend en met passie en introduceert de lezer in politiek, religie en cultuur van Iran. De continue dreiging, die uitgaat van bepaalde (religieuze) staatsdiensten, legt een zekere nadruk op haar verhaal. Op persoonlijk vlak, geeft het boek soms met wat humor een beeld van haar relatie met haar eigen familie; zoals van de eerst wat afstandelijke relatie met haar grootmoeder in Iran. Humor, maar daarbij helaas tegelijk weer die dreiging op de achtergrond van de staatsdiensten, komt verder terug in de manier, waarop er in Iran in het geheim met westerse cultuuruitingen wordt omgesprongen of in besloten kring feestjes worden georganiseerd.
Door de beschrijving van vele, deels ook in het westen bekende, politieke en religieuze leiders en daarnaast van diverse overige personen ‘uit het publiek’, ontstaat een goed beeld van Iran. Delphine maakt die mensen mee tijdens bijeenkomsten, maar ook in persoonlijke gesprekken, interviews, soms zelfs als vriend(in). Dat maakt opnieuw dat de lezer er direct bij wordt betrokken.
Er komen in haar verhaal nogal wat Iraanse persoonsnamen voor. Een aantal Iraanse woorden, of Iraanse religieuze functies en – structuren, worden direct toegelicht.
Het beeld dat ontstaat van Iran, geeft in eerste instantie een redelijk scherp contrast met de westerse levensstijl, maar laat ook zien dat er (ondanks dat er een aantal afgrijselijke zaken hebben plaatsgevonden in de recente geschiedenis van Iran), veel meer nuances moeten worden aangebracht in de manier waarop er in het westen tegen Iran en haar bevolking wordt aangekeken.