Een boek over The Great Famine, hoe schrijf je zoiets? In de 21ste eeuw niet door een personage doorheen de geschiedenis te laten wandelen, zeg maar Pasternaks romantische dokter Zhivago achterna. Nee, Joseph O’Connor gebruikt The Great Hunger als decor, als kader, als landschap voor een andersoortig plot. Bij uitstek is het moderne (of postmoderne?) romankunst: het genre van de thriller aanwenden om een boek te schrijven over de mens, met een welbepaalde historische realiteit als achtergrond.
De mens? Jazeker. ‘Stella maris’ is opgetrokken uit een resem personages, die zich – zoals alle figuren in de kunst waarmee wij ons kunnen identificeren – worstelend verhouden tot hun ouders, hun verlangens, hun ambities, het noodlot. Die verschillende elementen – natuur (karakter), cultuur (opvoeding), kansen (context) – vormen steeds een onontwarbaar kluwen, een gordiaans geheel waar geen ontsnappen aan is. Echte mensen, kortom. Geen personages die het decor, het kader, het landschap moeten vertellen en verklaren. Welnee, het ware tegendeel!
Het macroscopische register (de hongersnood, haar oorzaken, haar gevolgen op politiek, sociaal en ideologisch vlak) vertelt O’Connor virtuoos vanuit een roman die op geen enkel moment de microscopische blik verlaat. Anders gezegd: de auteur blijft zijn verschillende personages ontzettend dicht op de huid zitten, waardoor de geschiedkundige feiten en de haast onbevattelijke horror van wat zich op gigantische schaal heeft voltrokken eerder sluimerend binnen sijpelen. Het effect is, precies door deze stelselmatig herhaalde subtiliteit, verpletterend. De lezer wordt niet met de spreekwoordelijke neus op feiten gedrukt, hij/zij zit er met de neus middenin. ‘Stella maris’ lezen is niet lezen, het is ruiken, proeven, aftasten, ervaren, ja…voelen!
Een roman die de hongersnood onderzoekt, moet zich ook de vraag stellen hoe het zo ver is kunnen komen. Ook dat doet O’Connor, niet expliciet maar behendig verweven binnen de plot. Naast het perverse systeem van geprivilegieerde landadel en het op racistische motieven gebaseerde wegkijken van een pseudo-democratische elite ergens ver weg in Londen, benoemt O’Connor ook vanuit de menselijke psychologie wat moord en doodslag mogelijk maakt. Liefde en vrijheid kunnen idealen zijn, maar ook wapens – zo lezen de laatste bladzijden. Wie dan het boek dichtklapt, heeft stof tot nadenken. En goesting. Goesting om een boek als dit terug van voor naar achter en van achter naar voor te herlezen.
Dus? Dus is ‘Stella maris’ een weergaloze roman, waarin documentaire ijver, stilistisch vernuft en ontspannende spanning naast elkaar komen te staan. Grote literatuur vermomd als driestuiversthriller. Wie doet het O’Connor na?
4*