Ver weg van de grond waar we ooit liepen, heb ik het gevoel dat ik hem eindelijk nader. En daarmee: mezelf.
Auke Hulst reist in verkiezingstijd van de oost- naar de westkust in een tot op het bot verdeeld Verenigde Staten, zoekend naar sporen, naar tekens van leven van overleden helden. Cobain, Prince, Fitzgerald, Hemingway. En steeds weer komt hij zichzelf tegen, zijn verleden vooral. Een getekende geschiedenis van een kind, klein, anoniem, aan zijn lot overgelaten in het vergeten land ergens in het noorden van Groningen.
Er komt een akelig en oud gevoel op dat ik probeer weg te drukken en dan maar toelaat. Uiteindelijk, besef ik, ligt mijn loyaliteit bij kinderen, die zo makkelijk over het hoofd worden gezien, altijd meebuigend omdat ze niet beter weten.
Het boek begint met de zoektocht naar sporen van zijn dode helden. We lezen over het leven van de helden waar hij mee op is gegroeid. Hij wijdt hierin ook een hoofdstuk aan zelfmoordenaars, een hoofdstuk dat me doet denken aan het werk van Joost Zwagerman. Hulst laat er in deze passages geen gras over groeien en laat de lezer ook angstig dichtbij komen, tot in de donkerste krochten van zijn gemoed, maar hij geeft aan niet in de wieg te zijn gelegd voor zelfmoord.
Mijn overlevingsinstinct maakte gedachte onklaar voor die tot wasdom zou kunnen komen. Elke vluchtige flirt ermee is koketterie.
Steeds, gedurende het gehele boek, is zijn familie, zijn afkomst dichtbij. Als hij zijn moeder prijst omdat ze haar kinderen geïmpregneerd heeft met het geloof n het onmogelijk, zodat hij altijd een uitweg ziet. Maar het meest schrijft hij over zijn vader. In Wyoming houdt hij een aantal dagen een dagboek bij. Het zijn de dagen van de sterfdag van zijn vader, vele jaren geleden, toen Hulst acht jaar was. Twee dagen later zou hij negen worden. Hulst mijmert over die keer dat hij dacht dat zijn vader hem had willen doden, over de dagen rond zijn sterven, over de laatste keer waarop hij hem gezien moet hebben. Het zijn indringende passages.
In het midden van het boek staan de songteksten van de liedjes die Hulst onderweg schrijft en opneemt. Het boek sluit af met vluchtige passages, notities, gedachtespinsels opgeschreven tijdens de reis. Het is tijdens het laatste hoofdstuk dat ik me realiseer dat het een slimme opbouw van het boek is. Het is thematisch en vooral qua vorm goed uit elkaar gehaald. Zo behoudt ieder gedeelte zijn kracht. Waar in het eerste gedeelte duidelijk de schrijvers en de artiesten centraal staan, zo ademt het laatste gedeelte vooral de reis zelf. De rode draad: Hulst komt zichzelf tegen, denkt na over zijn vader en over de dood. De tijdgeest, en vooral de opkomst van Trump, komt in het laatste hoofdstuk mooi naar voren.
(Het is) Trump gelukt een coalitie te smeden van achterblijvers: de weeskinderen van de dode industrie en religieuze plattelandsbewoners..
En verderop in het boek, als hij schrijft over de Rust Belt (Detroit en omstreken):
Wie leeft tussen de overblijfselen van een beter verleden, gelooft graag een charlatan die een terugkeer naar datzelfde verleden belooft.
Al lezende werd mijn verlangen aangewakkerd om ook door de VS te gaan reizen, een wens die ik al langere tijd heb. Af en toe had ik het gevoel een beetje met Hulst mee te reizen. Soms ook, kreeg ik het idee dat ook ik tijdens het lezen stukjes van mezelf vond, zoals Hulst zichzelf af en toe tegen kwam tijdens zijn reis. Motel Songs is een rijk, afwisselend boek van een schrijver waar ik meer van wil lezen.