Net voor ik geboren werd, voerden Belgische paracommando's een vredesmissie uit in Somalië. Daar hielden ze nogal lelijk huis, zacht uitgedrukt. Ik had daar nog nooit iets over gehoord. Logisch, zou je denken, ik was toen nog niet geboren. Maar over zoveel stukken vaderlandse historie van ver voor mijn tijd weet ik net wel wat af. Zoals hierboven in de plotomschrijving staat, duikt David Van Reybrouck voor deze monoloog dus inderdaad in een vergeten brok recente geschiedenis.
Daarvoor praatte hij met een aantal oud-para's die aanwezig waren bij die bewuste missie, maar uiteindelijk laat hij slechts één van hen aan het woord. Sergeant Nico, bijgenaamd Bubka, houdt een lezing voor wie horen wil en reconstrueert zijn bikkelharde opleiding tot para en de lotgevallen van zijn eenheid in dat verre Somalië. Geen blad neemt hij daarbij voor de mond. Ieder detail, hoe smerig of hoe tragisch ook, krijgen we in geuren en kleuren voorgeschoteld. Schuld is een emotie die hij niet kent. Wat er ook gebeurd is, hij verpakt het steeds met 'Wat zoudt gij doen in mijn plek?'. Alles heeft hij steeds met de beste bedoelingen gedaan.
Is Para daardoor een eenzijdig verhaal? Natuurlijk. De toneeltekst laat enkel sergeant Nico aan het woord. Op een kleurrijke manier schetst hij zijn mede-para's en de Somaliërs met wie ze in aanraking kwamen en hij herinnert zich zelfs letterlijk dingen die zij gezegd hebben, maar bovenal is dit het verhaal van Nico en krijgen we alles vanuit zijn gezichtspunt te zien. Als iemand ooit de andere kant van het verhaal op papier of op de planken zet, zal ik de eerste zijn om dat te lezen. Tegelijk maakt die eenzijdigheid Para net zo sterk. Want uiteindelijk is dit het verhaal van een man met heel wat op zijn kerfstok die er al dan niet in slaagt zijn demonen te bezweren en zijn fouten onder ogen te zien. 'Wat zoudt gij doen in mijn plek?' is voor Nico misschien een retorische vraag, de lezer-toehoorder kan er volledig het zijne van denken.
Para is een theatermonoloog, eerder bedoeld om op te voeren dan om in je luie zetel te lezen. Daarom is het stuk ook geschreven in spreektaal. Zoals alleen Vlamingen dat kunnen, schippert Nico voortdurend tussen Algemeen Nederlands, dialect en een daartussen liggend allegaartje, dat vermaledijde Verkavelingsvlaams. In het begin stoorde dat me wat, na een aantal bladzijden was ik er wel aan gewend en zoog de vertelling me helemaal op.