Een boek dat klinkt als een lied van Tom Waits stond op de voorkant. Rauw, hard en met de wildernis van Montana als decor. We volgen maatschappelijk werker Pete terwijl hij de ene na de andere rare kwast tegenkomt. Met al zijn cliënten lijkt wel iets mis te zijn, zoals er bij alles wat hij tegenkomt wel iets is wat niet klopt, alsof ze, inderdaad, rechtstreeks uit het repertoire van Tom Waits komen stappen. Samen met Pete ontmoeten we een man en zijn zoon die zich ophouden in een bosrijk niemandsland, ver van de bewoonde wereld, gaan we op zoek naar zijn weggelopen dochter, maken we ruzie met zijn broer, zijn ex-vrouw en zijn vriendin. Net wanneer je denkt dat Pete alles op een rijtje heeft zien we ook dat hij niet kan schuilen voor de rauwe werkelijkheid rondom hem.
Bij vlagen is het geweldig geschreven. Bij sommige passages weet Henderson precies de juiste snaar te raken. Je wordt al lezer bedolven onder de beeldspraak, alsof Henderson je er op elke pagina van wil overtuigen dat hij kan schrijven. En dat is precies waar het misgaat. Want soms is er weer zo'n grandioze zin, niet zelden gevolgd door een treffende metafoor, en dan geniet je als lezer. Dan weet je dat Henderson kan schrijven, maar net wanneer je denkt dat dat zo is, volgt er nog een zin en dan komt alles ineens geforceerd over. Alsof een filmregisseur zijn intense scène nog kracht bij moet zetten met een hevige explosie. Opeens vliegt alles op volle snelheid de bocht uit en bereikt Henderson niet wat hij zou willen bereiken. En alsof dat nog niet genoeg is wisselt Henderson te vaak van perspectief en dat levert niet alleen verwarring op, het verhaal boet aan kracht in. Eeuwig zonde, want een beetje schrappen hier en daar had een geweldig boek kunnen opleveren.