Na
Schemerland: Stemmen uit Midden-Europa (2005) van Piet de Moor begon ik met hoge verwachtingen aan het bejubelde boek
Berlijn: Leven in een Gespleten Stad. Zo staat op de achterkant enkele lovende kritieken te lezen, waaronder die van de schrijver Geert van Istendael:
‘[Berlijn] is een magistraal historische portret van de Duitse hoofdstad zoals zij geschopt en geschonden werd tussen pakweg de Eerste Wereldoorlog en nu.’
Daar kwam nog bij dat ik afgelopen zomer zeer heb genoten van de
Klara podcast Berlijn - Het Verhaal over de Muur met dezelfde Piet de Moor en Karen Billiet. Voor een ieder een aanrader.
Toch viel het boek
Berlijn: Leven in een Gespleten Stad een beetje tegen. In tegenstelling tot zijn vorige gelezen boek
Schemerland werd ik minder verrast door interessante historische feiten waarvan ik nog niet op hoogte was en waren er minder verhalen die mij fascineerden. Waarschijnlijk omdat ik reeds een aantal boeken over de Duitse hoofdstad heb gelezen van de historicus Willem Melching (
Van het Socialisme, de Dingen die Voorbij gaan: Een Geschiedenis van de DDR) en het boeiende boek
Boze Geesten van Berlijn van De Volkskrant hoofdredacteur Philippe Remarque.
Een uitzondering zijn het achtste en het negende hoofdstuk in het eerste deel, die het duistere tijdperk van het nazi bewind behandeld, met de respectievelijke titels ‘Bommen op Berlijn’ en ‘Frau, komm!’, waarin de gruwelen van de bombardementen en de naargeestige verkrachtingen van de Berlijnse vrouwen door de Russische Soldaten worden beschreven.
Ook het allereerste hoofdstuk ‘Brandende boeken’ over de boeken die de Nazi’s op 10 mei 1933 op de Opernplatz (het huidige Bebelplatz) sprak me aan. (Tegenwoordig memoreert op het plein het kunstwerk
Bibliothek van de Israëlische kunstenaar Micha Ullman de boekenverbranding. Onder een glazen plaat, die in een uitsparing van het plein is ingewerkt, bevindt zich een ondergrondse ruimte met lege, witte boekenrekken.)
Naast Berlijn werden er in eenentwintig andere Duitse universiteitssteden zoals in Kiel, Frankfurt am Main, München en Breslau bergen boeken die ‘de eer van het Rijk besmeurden’ en volgens de nazi’s vloekten met de Duitse geest ‘geëxecuteerd’.
Interessant was te lezen welke boeken de nazi aanhangers op het vuur gooiden: Het werk van de joodse auteurs Lion Feuchtwanger, Stefan Zweig en Kurt Tucholsky. Het oeuvre van Heinrich Mann, Erich Kästner, Egon Erwin Kisch, Theodor Plievier en Arnold Zweig moesten eraan geloven. Buitenlandse schrijvers werden niet ontzien. Omdat Ernest Hemingway kritisch schreef over het Duitse aandeel in de Grote Oorlog, werd zijn
A Farewell to Arms aan het vuur prijsgegeven.
Hetzelfde lot ondergingen de boeken van John Dos Passos, Upton Sinclair en Jack London. De vlammen likten aan de werken van Maxim Gorki, Isaak Babel, Aleksandra Kollontai en Ilja Ehrenburg. In de vuurzee belandden de boeken van de Amerikaans-Poolse auteur Shalom Asch, de Fransman Henri Barbusse en de Tsjech Jaroslav Hašek (het boek
De Lotgevallen van de Brave Soldaat Svejk in de Wereldoorlog heb ik in de kast staan, een gekke gewaarwording). Op de zwarte lijst stonden vierennegentig Duitstalige en zevenendertig anderstalige auteurs.
Bertolt Brecht fulmineerde vanuit zijn ballingsoord Zürich in zijn gedicht ‘Die Bücherverbrennung’ tegen de nazi’s omdat ze zijn werk over hoofd hadden gezien: ‘Verbrand me! Doe me dat niet aan! Ik wil niet overblijven!’
Opnieuw behandelt Piet de Moor een aantal boeken die mijn interesse hebben gewekt:
Ruth Andreas-Friedrich -
Ik woonde in Berlijn: De Dagboeken van een Duitse Verzetsvrouw 1938-1948 (2002).
Günter de Bruyn -
Verschoven Stad: Een Jeugd in Berlijn (1991)
Günter de Bruyn -
Veertig Jaar: Verslag van een Leven (1996)
Ursula von Kardorff -
Gebombardeerd Dagboek 1942-1945 (1962)