Let op, deze recensie is meer geschikt voor mensen die de roman al gelezen hebben, omdat ik wat meer inga op structuur en thema's. Mocht je het boek nog willen lezen, doe dat eerst voordat je dit leest, want ik verklap al vrij veel.
Siebelink lukt het om een vreemde kruising tussen Maarten 't Hart en een naturalistische roman neer te zetten in "Knielen op een bed violen". Eerst krijgen we een stuk jeugd van hoofdpersoon Hans Sievez, dat sterk aan 't Harts "Een vlucht regenwulpen" doet denken; het zit hem in de sfeer, in de drukkende aanwezigheid van godsdienst. Vervolgens gaat Sieves naar dé naturalistische plaats bij uitstek, althans in de Nederlandse literatuur, Den Haag. Dit gaat er allemaal wat snel doorheen, maar dan komen we aan bij het zwaartepunt van het boek: Hans die trouwt, een gezin sticht en een kwekerij opzet. Toch is het eerste deel natuurlijk van naturalistische waarde: we verklaren even mooi waarom Hans later doet wat hij doet.
In de kwekerij zit de hele grap eigenlijk: planten kun je zien als symbool voor groeien en daarna weer verwelken, net zoals het met Hans zal verlopen. Met hem gaat het eerst namelijk allemaal goed, vrouw met een leuk smoeltje en leuk karakter, verkoopt lekker zijn bloemen en planten, krijgt een leuke, slimme zoon, kijk, dat doet een mens goed. Daarna komt de afgrond in beeld, net als in het latere "Suezkade" en, daar zijn ze weer, naturalistische romans, gaat Hans als een ware lemming richting afgrond. Plantje bloeit, plantje verdort.
Hans raakt namelijk behoorlijk in de ban van het geloof, maar dat is niet zo gek, want in zijn jeugd was dat ook zo aanwezig. Zijn geld gaat op aan dure, godsdienstige boeken die een kennis van hem, die hij nog uit zijn Haagse jaren kende, aan hem verkoopt. Dan zijn we qua wereldbeeld weer terug in de Middeleeuwen: het leven op aarde is één grote voorbereiding op het leven in het hiernamaals, dus werk hier hard en gedraag je goed en daarna zul je beloond worden in de hemel.
Vanaf dit moment gaat alles mooi klote: Hans maakt ruzie met andere kwekers en gooit daarbij met bloempotten, verliest een groot aantal klanten, zijn tweede zoon blijkt een dronkaard te zijn die geen zak om zijn vader lijkt te geven en uiteindelijk krijgt hij kanker en gaat dood. Life's a bitch and then you die, zou Nas zeggen. Het is een zelfde truc die in "Suezkade" (weliswaar in laatstgenoemde roman sterker uitgewerkt) wordt toegepast: roerige jeugd vol problemen, daarna gaat het beter, daarna gaat het zelfs goed, en dan gaan we richting een fatalistisch einde en als ik zeg fatalistisch einde, dan bedoel ik ook de logischerwijs volgende dood.
Siebelink lijkt er echter wel goed in te zijn om een hoop ellende in zijn boeken te stoppen: het zwembad van de buurman blijkt steeds belangrijker te worden, zijn bloedeigen zoon (die ene die drinkt) is daar barman en als laatstgenoemde met een flinke slok op thuiskomt, roept Hans dat hij (de tweede zoon dus) nooit geboren had moeten worden. Tekenend is dat hij dan gelijk tot G-d bidt en waarom? Om zijn kans om in de hemel te komen niet te verspelen.
Het is misschien wel het sterkste moment van een bij vlagen wel meeslepende, maar minder sterk geconstrueerd roman dan "Suezkade", al had die meer losse eindjes. Siebelink lijkt vooral veel in zijn boeken te willen stoppen, maar uiteindelijk komt het neer op, inderdaad, het naturalistische gegeven van de mens die onafwendbaar richting noodlot gaat en dat Middeleeuwse idee dat het leven slechts het voorspel van de hemel is. Gezien het eerste punt zal de hemelpoort ook wel gesloten blijven, maar soit, dat is giswerk waar men nog een hele tijd over kan fantaseren, mocht men daar behoefte aan hebben.