Een flink aantal jaren geleden luisterde ik voor het eerst naar Gorki, de Vlaamse band van zanger en liedjesschrijver Luc de Vos. Wat me aanspraak in de muziek waren de fenomenale, sombere en tegelijk humoristische teksten en de melancholieke stem van De Vos. In 2014 overleed Luc de Vos. In Nederland amper nieuwswaardig, maar net over de grens, in Vlaanderen, was men in rouw. Er was een held heengegaan. Menigten op pleinen zongen hun bekendste liedje: Mia. Wie was toch deze Luc de Vos?
Door het luisteren naar zijn teksten en zijn muziek (en een enkel televisieoptreden wat ik had gezien) was er bij mij een beeld van hem ontstaan. Het leek me iemand die het leed in het leven van zich afschreef, iemand die het leed vooral via zijn kunst tot uiting liet komen, zoals artiesten zo vaak doen. Achter die teksten zou dan die goedlachse man van televisie schuilgaan die in zijn creatieve uitingen nog het meest somber was. Natuurlijk is dat een wel erg eenzijdig en gemakkelijk beeld. Iedereen heeft zo zijn naargeestige momenten, maar Luc de Vos leek me niet iemand die deze bezongen zwaarmoedigheid altijd en overal met zich meedroeg.
Toen was daar het boek van Leon Verdonschot. Ik heb me verbaasd over de man die door Verdonschot op een mooie manier geschetst werd. Niet eens zozeer over zijn opmerkelijke neerslachtigheid. Op alle delen van zijn leven keek hij terug op een manier die anderen verbaasde. Zo keek hij volgens zijn broers en zussen wel heel erg treurig terug naar zijn toch over het algemeen zorgeloze jeugd. Maar De Vos keek overal treuriger op terug. Terwijl de mensen om hem heen niets aan hem merkten, terwijl ze dachten dat hij het toch vaak wel naar zijn zin had, kwamen ze er vaak later achter dat hij het toch anders ervaren had. Maar, zoals gezegd, dit was niet wat ik het meest opmerkelijke vond.
Nee, wat me werkelijk verbaasde was zijn luiheid, misschien wel zijn verwendheid. Hij was een nakomelingetje, mocht alles van zijn moeder. De Vos was een tere ziel, ging elke confrontatie uit de weg, liet het door anderen (vooral zijn manager) oplossen. Hij bleef thuis wonen tot hij ver in de twintig was en al met zijn Gorky (toen nog met ‘y’) zijn eerste successen had. Oefenen met de band vond hij onnodig. Hij zat het liefst met een boek of de ‘gazet’ in zijn handen, in zijn eigen, vertrouwde wereldje. In zijn eigen hoofd, daar was het veilig.
De Vos was uitermate belezen, een groot voorbeeld voor de natie en tegelijkertijd bijna een kind. Een kind die geen maat kon houden met alcohol en eten. Maar bovenal was Luc de Vos een volstrekt authentieke persoonlijkheid, een weergaloos liedjesschrijver. Ik zal zijn muziek nog lang beluisteren, maar nu wel met een heel ander beeld van de schepper van die wonderschone teksten.