De kinderen van
Guus Kuijer zijn niet op hun mondje gevallen en bezien met een heldere blik de soms hypocriete wereld van de volwassenen, de kinderen van
Imme Dros kampen veelal met tegenstrijdige emoties en hebben de prachtige gave ergens verslingerd aan te kunnen raken, de kinderen van
Joke van Leeuwen weten de wereld met zo'n originele blik te gadeslaan dat het alledaagse bijzonder wordt en het bijzondere alledaags en zo kan ik nog wel heel lang doorgaan.
De kinderen (of geesteskinderen) van
Peter van Gestel zijn dikwijls ook te herkennen aan een bepaalde eigenschap: het zijn namelijk veelal eenzame, ietwat trieste, fantasierijke, introverte kinderen. In dit boek is dat erg duidelijk. Geen enkel kind lijkt erg gelukkig of vrolijk. Ze hebben allemaal iets eenzaams. De dialogen zijn, zoals gebruikelijk in het werk van Van Gestel, rommelig en bij vlagen moeilijk te volgen. Dit stoort echter nergens. Ik vind het een gedeelte van de charme. De dialogen zijn ook zo geschreven dat ze volstrekt geloofwaardig zijn. Ik geloof dat de schrijver ook vooral bekend staat om zijn onnavolgbare dialogen.
Peter van Gestel heeft een schrijfstijl die bewonderaar
Willem Wilmink ooit 'verstild' heeft genoemd, en ik zou eigenlijk geen beter woord kunnen verzinnen. Dit heeft misschien te maken met het feit dat "het de protagonist allemaal "overkomt". Vooral de gedachten van de hoofdpersonen worden uitgediept, waardoor je door hun ogen alle toestanden een beetje observeert. Zelf nemen de hoofdpersonen weinig deel met het gebeuren, zodat zij nogal buitenbenerig zijn. De gedachten worden door de schrijver vrij droogjes genoteerd, waardoor je een soort droge observatie van het situatie krijgt. Daardoor krijgt het die 'verstilde' stijl. Dat Willem Wilmink deze stijl zo kon waarderen, is begrijpelijk; hij heeft in interviews vaak verteld dat hij zichzelf een soort voyeur vond, omdat hij weinig ergens bij hoorde, maar vooral observeerde. Het is een stijl die ook mij erg bevalt. Deze heeft wel een vervreemdende werking: de protagonisten distantiëren zich zodanig van het geheel, waardoor ook de lezer dit enigszins doet. In
Nachtogen was dit zodanig het geval dat het stoorde. Omdat dit boek een bundeling korte verhalen betreft, deed het hier niet echt afbreuk.
De achterkant van het boek verraadt al dat de verhalen voor wie goed leest niet zo wonderlijk zijn als ze in eerste instantie lijken. Dat lijkt ook de opzet van het boek: er is iets wonderbaarlijks, maar aan het einde kan dit geheel zonder het bovennatuurlijke verklaard worden. Hierdoor heeft ieder verhaal een soort 'clue'. Het voelt echter niet echt als "een ontknoping": er wordt niet duidelijk naartoe gewerkt en er wordt geen nadruk op gelegd. Gelukkig niet. Peter van Gestel laat zijn lezers ook zelf conclusies trekken: hij gaat uit van een nadenkend en oplettend publiek. Heerlijk dat hij niet uitleggerig de boel verklaart, maar gewoon de lezer zelf na laat denken. Veel ontknopingen vind ik erg origineel en onverwacht. Veelal hebben ze een bittere bijsmaak, er is vaak iets naars aan de hand. Doordat dit boek overal sober en subtiel is, zal vooral de oplettende lezer deze wrange, treurige bijsmaak proeven.
Wat het boek vooral prachtig maakt, is de schrijfstijl van Peter van Gestel. Het enige minpunt is dat doordat de verhalen allemaal een bepaalde opzet hebben, de bundel, ondanks de originele invulling van de "formule", helaas een piepklein beetje naar herhaling neigt. Dit valt gelukkig mee, maar het gevaar is wel aanwezig.
Ik vind het zeker een poëtische bundel.
Nu ik dit schrijf en terugdenk aan de sombere verhalen met het enigszins deprimerende jaren zeventig werk van Herman van Veen en buiten de herfst, verhoog ik mijn cijfer wat. Dit is de ideale setting om dit werk te lezen.