De warmte straalt van de pagina's van Büchs postume roman
De kleine blonde dood is een klassieker in de Nederlandse literatuur. Niet dat deze roman van Boudewijn Büch uit 1985 zo origineel is of uitzinnig goed geschreven. Wel omdat Büch op een tamelijk eenvoudige manier erin slaagt recht naar binnen te komen. Als overdrager van herkenbare menselijke emoties (wat een roman óók is) is dit boek meer dan geslaagd. In het boek beschrijft hij zowel de wonderlijke relatie tussen de hoofdpersoon en zijn Duitse vader als de ronduit liefderijke verhouding die de hoofdpersoon weer met zíjn zoon heeft. Beiden, opa en kleinkind, overlijden in het boek. Als bij de crematie van het zoontje Mickey in een lege aula Out of time van de Rolling Stones wordt gedraaid, lopen de rillingen over je rug.
Eind 2002 overleed Büch en postuum kwam begin 2003 Het geheim van Eberwein uit, door de uitgever gelanceerd als het vervolg op De kleine blonde dood. Ach, ook een boek heeft enige marketing nodig. Een echt vervolg is het niet, wel komen dezelfde verhaallijn en thema's in dit boek terug. Büch beschrijft de Duitse vader die gek is op die ene zoon en hem stimuleert in zijn doorgedraaide leergierigheid, daarmee zijn moeder en broers van zich vervreemdend. En hij beschrijft de moeizame manier waarop de volwassen man relaties in stand probeert te houden. Het dode zoontje en de rare vader maken het voor de hoofdpersoon - overigens ook Boudewijn geheten - heel moeilijk om duurzaam een verbinding met iemand aan te gaan.
Boudewijn pluist zijn verleden uit en probeert te achterhalen waarom zijn vader zo bezeten was van de verder tamelijk onbekende componist Eberwein. Hij wil ontdekken waar de bezeten fascinatie vandaan is gekomen. Het ontdekken van dit geheim lijkt daarbij minder belangrijk dan het proces van ontrafelen. Opvallend is dat de strenge vader uit andere boeken hier vooral liefdevol is - al is de man nogal vreemd - en dat er een bijzondere band bestaat tussen de gründliche Vati en zijn leergretige zoon. In de zoektocht naar het verleden komt vooral de wonderlijke weetjesjager Boudewijn Büch naar voren, de innemende én merkwaardige enthousiasteling die we van de televisie kennen.
Büchs stijl is eenvoudig en de opbouw van zijn boek is nogal fragmentarisch. Zeer diepgravend en hoog-literair is ook zijn laatste roman niet geworden. Maar ook nu raakt hij met gemak zijn lezers met zijn groot opgeblazen verdriet en depressieve gedachten. Tegelijk zet hij de schijnwerpers op die momenten van klein geluk. Dan straalt de warmte van de pagina's. Juist dat is de verdienste van deze maniakele reiziger, lezer en schrijver.