Dit boekje over Fons de Ridder, beter bekend onder zijn schrijverspseudoniem Willem Elsschot, werd door Erik Vlaminck geschreven als theatermonoloog in opdracht van het Willem Elsschot Genootschap. Op 12 mei 2007 speelde Guusje van Tilborgh de première in de Arenbergschouwburg te Antwerpen.
De vijf stukken stralen duidelijk het theaterkarakter uit. De humor zit meer in het gebruik van teksten, de manier van omschrijven, de wijze waarop Fons zo ‘her en der’ (…) aan de kaak wordt gesteld; in de romans van Erik Vlaminck is deze humor vaker situatie-gebonden en doorgaans forser van karakter.
De 19-jarige Fine Scheurwegen is in 1901 als eerste aan het woord. Zij is de latere echtgenote van Fons. In rap tempo geeft zij in haar strofen het oordeel van haar moeder over haar Fons aan, om dat oordeel vervolgens te weerleggen. Haar betoog heeft echter een treffend slot …
In 1921 is een burgermeid aan het woord die Fons, of Alphonse zoals hij in het Frans wordt genoemd, in Parijs heeft meegemaakt, toen hij secretaris was van haar werkgever. Later ontmoet ze hem nog eenmaal bij een tandarts, waar zij dan werkt. Zijn herinneringen aan Parijs stroken niet met de hare…haar eigen uitgesproken gedachtestroom onthult haar teleurstelling.
Haar strofen eindigen vaak met een fraaie beschouwing of rake cynische opmerking.
In 1930 geeft Irma Schepers, de gehandicapte dienstbode van de familie De Ridder, haar oordeel. Dat oordeel gaat vooral over de ondeugende kinderen van Fons en Fine en over haar dienstbetrekking. Maar Fons zelf ontsnapt evenmin aan een beschrijving …
In 1936 levert een kloosterzuster en nicht van Fons kritiek op zijn poëzie en op hemzelf. Zij herkent duidelijk haar eigen familieleden in de poëzie van Willem Elsschot en dat valt niet helemaal in goede aarde …
Het slotwoord van 1 juni 1960 is opnieuw aan Fine Scheurwegen. Terwijl de herinneringen haar achtervolgen, beschrijft zij de laatste momenten van haar man.
Het geheel geeft een wat dubbel beeld van Willem Elsschot, die wordt neergezet ergens tussen een charmeur en een charlatan in, maar niet onsympathiek en toch wel met positieve kwaliteiten. De schrijfstijl van Erik Vlaminck lijkt anders dan in zijn romans over gestichten, maar is nog steeds treffend, gelukkig redelijk voorzien van schoon Vlaams, vol van humor en maakt het boek tot goed leesgenot.