In zijn debuutroman ‘The Orphan Master’s Son’ (2012) beschreef Adam Johnson hoe Noord-Koreaanse vissers systematisch bedreigde haaiensoorten vangen, hun vinnen eraf snijden en de nog levende haaien terug de diepte in gooien. Een gruwelijke dood tegemoet, eenzaam wegzakkend in de beklemmende duisternis. Met de mismoedige verhalenbundel '‘Fortune Smiles’ (2015) beschrijft hij een soortgelijke (innerlijke) donkerte waarin de personages zich geconfronteerd zien met hoe zij afgesloten raken van de maatschappij. Mensen die slachtoffer én dader geworden zijn door onmenselijke, brute systemen of het noodlot, die door omstandigheden geen gezond menselijk contact meer hebben met hun geliefden. De lezer treft hen op beslissende sleutelmomenten waarop er voor de personages hoop gloort aan de horizon, maar tussen de regels door blijkt dat hun ogenschijnlijke verlossing misschien juist een nakende ondergang inluidt.
Het mooie aan deze selectie verhalen van Adam Johnson is dat hij losse eindjes open laat voor de lezer. Zoals de karakters moreel ambigu en onpeilbaar zijn, zo blijft er in de meeste verhalen een definitieve climax uit waardoor je de personages niet helemaal rond krijgt. De suggestie wordt gewekt dat hun lot een accumulatie gaat zijn van de verschrikkelijke levenskeuzes die zij eerder gemaakt hebben, maar het bitterzoete 'fortune smiles' en lonkt hen weg van hun alledaagse misère.Het tweede verhaal (‘Hurricane Anonymous’) is daarin het meest radicaal omdat het verhaal van de dakloze pakketbezorger met een zoon (of is hij het kind van een ander?) meer vragen oproept dan dat ze bevredigend worden beantwoord. Het derde verhaal ('Interesting Facts') is mijn favoriete titel. Een kankerpatiënte voelt zich steeds verder wegzakken in een schijnwereld waarin niemand anders dan zij nog begrip heeft voor de positie waarin ze verkeert: het geruisloos verdwijnen uit de levens van anderen, een herinnering worden en het mens-zijn zelf verliezen. Des te wranger dat Johnson zich liet baseren op de kanker van zijn eigen vrouw en het niet schuwt om vanuit 'haar blik' terug te kijken naar 'zichzelf' als een egocentrisch (want gezond) mens.
Minder interessant zijn de twee verhalen 'Nirvana' en 'Dark Meadow' die expliciet ingaan op de moraliteit van (internet-) technologie. In het eerste verhaal probeert een topprogrammeur zijn vrouw met locked-in syndroom te behoeden voor suïcide of euthanasie door te experimenteren met artificiële intelligentie die met haar communiceert. In het vierde verhaal blijkt een pedofiele computerexpert een netwerk te hebben van pedoseksuelen en andere pedofielen die kinderporno met elkaar uitwisselen om aan hun lusten te voldoen. Redt de digitale pornografie hem van de mogelijke consequenties van zijn geaardheid, of is het een levensgevaarlijke stimulans? In allebei de verhalen wordt de vaart eruit gehaald met veel ICT-jargon en de opzet is naar mijn smaak een tikkeltje geforceerd opgebouwd om de morele thema's mee te kaderen.
“George Orwell Was a Friend of Mine” en het titelverhaal 'Fortune Smiles' zijn meer in lijn met de debuutroman waarmee hij eerder een 'Pulitzer Prize' won. Ook hier gaat het om mensen die radertjes zijn geweest in een totalitair regime, waarin mensen uit vrije wil of gedwongen terechtkomen aan de verkeerde kant van de geschiedenis. Vooral het tragikomische verhaal rond een ex-Stasi medewerker, een eenzame oude man die nog altijd fier met de sleutelbos van een voormalig gevangeniscomplex rondloopt, spreekt tot de verbeelding. Het is een knorrige oude zakkenwasser die geschiedkundigen, slachtoffers en een nieuwe generatie Duitsers wil overtuigen van hun ongelijk. Hilarisch en intens triest, omdat het beeldend maakt hoe weinig rechtvaardiging daders - en vooral slachtoffers- voelen als een totalitair systeem is gevallen en het de overlevenden dwingt om rekenschap af te leggen over het beladen verleden.
'Fortune Smiles' (2015) heeft een fijne mengeling van tristesse en hilariteit, waarbij de zware ondertoon nooit de overhand krijgt op het speelse van de verhalen. Wel proef ik in deze bundel steeds dat Adam Johnson meer een romanschrijver is die zijn ideeën in het kort weergeeft, dan dat hij specifiek goed is in het vertellen van korte verhalen. Daarvoor propt hij teveel details, zijlijntjes, plotwendingen en verschillende personages in het beperkte aantal bladzijdes dat hij voor de vertellingen heeft. In die zin hoop ik dat er weer een lijvig werk in de pijplijn zit waarmee hij zijn debuut van de troon kan stoten, want het is een auteur die de tragikomische ironie van Kurt Vonnegut en de ideologiekritiek van George Orwell waardig vertaalt naar contemporaine onderwerpen. En dat terwijl er hard mee gelachen kan worden!