Bijna driehonderd jaar geleden schreef Jonathan Swift dit beroemde zeeavontuur. Tegenwoordig zou dit soort fictie zich afspelen op verre planeten, maar in de tijd van de ontdekkingsreizen spraken overzeese gebieden nog tot de verbeelding. Op een reeks fictieve eilanden en één schiereiland maakt een jonge zeevaarder kennis met de plaatselijke bevolking. Hij brengt verslag uit over hun vreemde lichaamsbouw, taal en gebruiken.
Behalve een fantastische vertelling is het ook een satire op de Engelse politiek. De machtsspelletjes en de veroveringszucht van de heersers wordt aan de kaak gesteld. Swift nam progressieve standpunten in met betrekking tot oorlog, kolonialisme en slavernij.
Van de vier zeereizen die Gulliver ondernam, behoort vooral de eerste tot het collectieve geheugen. Het woord lilliputter is zelfs in het woordenboek opgenomen. De Lilliputters zien hun grote gast eerst als een bedreiging, dan als een rariteit en ten slotte als een militaire bondgenoot. Hun oorlog met Blefuscu doet denken aan het aanslepende conflict tussen Engeland en Frankrijk. De twee politieke partijen, te herkennen aan hun hoge en lage hakken, hebben veel weg van de Tories en de Whigs.
Op al z’n reisbestemmingen wijkt Gulliver af van de heersende norm, maar hij doet z’n best om zich aan te passen en te communiceren. Op het laatste eiland leert hij een interessant woord kennen. Een yahoo is een mens, maar die leeft in verwilderde toestand op een eiland waar de paarden aan de macht zijn. De taal van deze houyhnhnms lijkt op gehinnik. Volgens Lemuel is dit de ideale, op rede gebaseerde samenleving, maar z’n lange verblijf heeft hem blind gemaakt voor de kwalen van deze standenmaatschappij, waarin bedienden en yahoos als minderwaardig gelden. Hij eindigt op pessimistische en zelfs misantropische toon.
Van de achttiende-eeuwse romans die ik gelezen heb, is dit met voorsprong de beste.