10 mei 1933, maar ook op andere data, vonden door heel Duitsland boekverbrandingen plaats. In Berlijn, op de Opernplatz, het plein dat tegenwoordig Bebelplatz heet, werden de boeken onder luid gejuich van de zeventigduizend aanwezigen in de vlammen geworpen. Een orkest speelde daarbij vaderlandse liederen en alsof het een feest betrof werd er uit volle borst meegezongen.
Het ging om zo'n 20.000 tot 25.000 boeken van 94 verschillende schrijvers, onder meer van Thomas Mann, Franz Kafka, H.G. Wells, maar ook van wetenschappers als Freud en Einstein die niet aan de eisen van de cultuurkamer voldeden; subversieve literatuur, boeken met een 'onduitse geest', wat dat ook moge betekenen. Het verbranden van de boeken werd uitgevoerd door nazistische studenten en voorafgegaan door zogeheten 'vuurspreuken' als '
Tegen klassenstrijd en materialisme, voor volksgemeenschap en een idealistische levenswijze! Ik overhandig de geschriften van Marx en Kautsky aan de vlammen!'
Erich Kästner, schrijver van het populaire kinderboek Emil und die Detektive, was als enige van de Duitse schrijvers aanwezig bij de verbranding van zijn eigen boeken, waaronder de roman Fabian. Toen hij door omstanders werd herkend, zette hij het op een lopen, uit angst gemolesteerd te worden. Toen Joseph Goebbels tegen het einde verscheen om een toespraak te houden was van de boeken niets meer over dan een hoop as. Goebbels was zeer tevreden met de boekverbranding, volgens Kästner vooral omdat de nazi-propagandaminister op een verholen manier wraak kon nemen voor zijn mislukte schrijverscarrière.
Ook dit boek van Erich Maria Remarque ging die dag in 1933 in vlammen op. Het anti-oorlogsboek ging duidelijk in tegen de alom in Duitsland aanwezige nationalistische tijdgeest. In kranten en tijdschriften woedde een ongekend heftige polemiek tussen de voor- en tegenstanders van het boek. Toen op 4 december 1930 de Amerikaanse verfilming van het boek in Berlijn in première ging waren de rapen helemaal gaar natuurlijk. De nationaal-socialisten voelden zich tot op het bot gekwetst over wat men zag als een buitenlandse parodie op het Duitse leger.
Dit prachtige boek heeft me dagen, zo niet weken in de greep gehouden. Stoere taal, eenvoudig verteld, zonder opsmuk, korte duidelijke zinnen, geheel pretentieloos, heel toegankelijk ook; het boek is het rauwe relaas van een jonge soldaat die de oorlog wordt ingestuurd. De verschrikkingen van de oorlog omgezet in kunst; Im Westen nichts Neues is het Guernica van de literatuur.
Wanneer de soldaten het front bereiken is aan de donkere hemel de hel losgebarsten. Remarque beschrijft dit fantastisch:
Daarbovenuit stijgen lichtkogels op, zilveren en rode ballen die uit elkaar spatten en in een regen van witte, groene en rode sterren neerdalen. […] Minutenlang zweven ze voor ze zijn opgebrand. Meteen daarna stijgen er nieuwe op, aan alle kanten, en daartusen dalen de groene, rode en blauwe sterren. […] Soldaat Kat kijkt peinzend naar het front en zegt: 'Prachtig vuurwerk, het moest alleen niet zo gevaarlijk zijn.'
Of gewoon iets heel simpels, bijvoorbeeld wanneer Paul die verlof heeft in zijn geboortestad onder de kastanjes op het terras zit met een glas bier voor zijn neus, wordt zeer beeldend beschreven. De passage die Limelou hier al aanhaalt,
met de soldaat die een uiterst langzame en pijnlijke dood sterft, was inderdaad erg heftig. Maar ook het stuk met het zwaargewonde paard, sneed recht door mijn ziel, en wat fijn dat Remarque de dieren niet is vergeten.
Detering loopt vloekend weg: 'Ik zou wel eens willen weten wat die voor schuld hebben.' Even later komt hij weer terug. Zijn stem klinkt opgewonden, bijna plechtig, als hij zegt: 'Ik zal jullie eens wat zeggen: het is een grof schandaal dat ze dieren de oorlog in sturen!'
A Remarqueable piece of Art!
