
Kaas - Willem Elsschot (1933)
Nederlands
Sociaal
96 pagina's
Eerste druk: Van Kampen,
Amsterdam (Nederland)
Op de begrafenis van zijn moeder komt Frans Laarmans meneer Van Schoonbeke tegen. Deze nodigt hem uit om een ontmoeting van een aantal rijke mensen bij te wonen. Frans Laarmans, die zelf niet zo rijk is, gaat er een paar keer naartoe. Eerst luistert hij vooral, totdat men hem een functie als kaasverkoper aanbiedt. Hij gaat hier natuurlijk op in. De man begint bijna onmiddellijk met het inrichten van een bureau. Hij neemt geen genoegen met wat goedkope spullen, maar wil absoluut het beste hebben. Zijn belangrijkste bezigheid is het bedenken van een naam en deze op briefpapier zetten. Met deze kleinigheden is hij zo intensief bezig dat hij het verkopen van kaas helemaal vergeet. Wanneer hij klaar is, wijst hij met grote zorg een aantal agenten aan die de kaas in heel België moeten verkopen. In plaats van de agenten te helpen, wacht hij gewoon op nieuws van de verkoop.

Het echtelijk bed vind ik de meest geschikte plaats voor het bespreken van ernstige aangelegenheden. Daar ben je tenminste alleen met je vrouw. De dekens dempen de stemmen, de duisternis bevordert het nadenken en daar je elkander niet zien kunt, wordt geen van beiden beïnvloed door de aandoening van de tegenpartij
Dikke vier sterren.
edit: Kaas is een goed borrelhapje
De hoogste superlatieven vind ik dit niet waard, maar aangename literatuur is het zeker. Ja, op Elsschot mogen we toch een beetje trots zijn.

3,5*
Verrassend leuk boek. Helaas had ik per ongeluk de laatste bladzijde al gezien. Ik wist dus al dat het hele kaasgedoe een fiasco zou worden. Toch was het ‘hoe’ en alles wat daar bij kwam kijken interessant genoeg.
Daar heb je de laatste bladzijde niet voor nodig, hoor:
PERSONAGES
Frans Laarmans, klerk bij de General Marine and Shipbiulding Company, daarna koopman, daarna weder klerk
...
Kaas, een kaasroman over een kaasman met een kaasdroom. Als kaaskop zijnde, leek dit mij een uitstekend kaasboek om te lezen, en het is mij dan ook zeker niet tegen gevallen. Ik heb zelfs enkele keren hardop moeten lachen, bijvoorbeeld bij het verzinnen van de naam of het feit dat Laarmans meer aandacht besteedt aan het uitzoeken van briefpapier, dan aan het verkopen van kaas.
Desondanks kan ik het boek niet echt een hoogvlieger noemen: het is grappig en triestig en kort, maar toch moest ik mezelf er enkele malen werkelijk toe zetten weer te gaan lezen. De stijl van Elsschot is simpel, met korte zinnetjes, maar het leest toch niet lekker weg en ik heb het boek dan ook regelmatig na twee hoofdstukjes weer weg moeten leggen. Ondanks dat toch een ruime voldoende:
3,5*
Wordt in het verhaal het leven op de boerenbuiten behandeld? Helemaal niet. Kaas speelt zich vooral af in het Antwerpen van de jaren dertig. Daar leeft een zekere Frans Laarman, een simpele klerk bij de General Marine and Shipbuilding Company, die maar al te graag enkele opwaartse passen op de sociale ladder wil doen. Die mogelijkheid biedt zich aan als zijn vriend Van Schoonbeke hem voorstelt om de volvette Emmentalerkazen van een Nederlandse firma te distribueren in Vlaanderen en het Groothertogdom Luxemburg. Frans Laarman zou met andere woorden directeur worden van zijn eigen importfabriekje, en die gedachte zint hem wel. Niet in het minst omdat hij als bedrijfsleider wel indruk zou kunnen maken op het groepje notabelen dat zich wekelijks ten huize Van Schoonbeke verzamelt, iets dat hem met zijn bescheiden functie als klerk voorheen niet lukte. Zich de titel van bedrijfsleider toe-eigenen is één iets, maar zich ook gedragen als een ware businessman is iets heel anders, ondervindt Laarman al gauw. Terwijl de 10 000 kaasbollen in een opslagplaats wachten om door Laarman aan de man gebracht te worden, houdt die zich bezig met nutteloze zaken als het verzinnen van de geschikte naam voor zijn firma of het zoeken naar een typemachine en een bureau. Het aanwerven van geschikt personeel om de verkoop op gang te brengen blijkt evenmin een sinecure zijn. Als Laarman uiteindelijk de som maakt, en vaststelt dat hij maar een zevental kaasbollen wist te verkopen, waardoor hij meteen ook moet erkennen een slechtere verkoper dan zijn zoon te zijn, besluit hij de kaasbranche vaarwel te zeggen en opnieuw als klerk aan de slag te gaan. Wat hij niet eens zo erg vindt, want kaas heeft hij altijd maar een vieze, stinkende bedoening gevonden.
Ook wat mijn andere vooroordeel betreft, het gebruik van traaglezende, overdadige langzinnen, moet ik eveneens mijn mening herzien. Elsschots stijl kenmerkt zich door korte, beschrijvende zinnetjes die enigszins aan Nescio herinneren. ‘Wat niet nodig is, dient geweerd en waar het met één personage kan, is een menigte overbodig’, deelt Elsschot ons mee in de inleiding van het boek. Het klopt inderdaad dat Kaas maar één rond karakter kent, de ik-figuur Frans Laarman, en voor de rest bestaat uit vlakke karakters of zelfs types. De chronologische structuur en de eenvoudige opbouw in 24 afzonderlijke hoofdstukken sluit aan bij het volgende, in diezelfde inleiding door Elsschot beschreven, principe: ‘Wie het slot niet uit het oog verliest, zal vanzelf alle langdradigheid vermijden omdat hij zich telkens afvragen zal of ieder van zijn details wel bijdraagt tot het bereiken van zijn doel.’De daardoor bekomen eenvoudige vertelstijl past het boekje wonderwel en doet verrassend modern aan. Het leidt inderdaad de lezer zonder omwegen naar de kern van het verhaal, en nergens heb je het gevoel dat de soberheid komt door een gebrek aan inspiratie of stilistische onkunde bij de schrijver, in tegendeel. Misschien zal Kaas de roman zijn die mijn vooroordelen ten opzichte van het Vlaamse literaire erfgoed definitief uit de wereld helpt. Spoedig zal ik mij dan ook wagen aan Lijmen/Het been, want vermoedelijk zal ook daar het plattelandsleven niet uitgebreid aan bod komen .
Deze moet ik ook eens lezen. Het exemplaar in de schoolbieb ben ik niet aan begonnen; die deed namelijk zijn naam eer aan door de schimmel die erop stond.
Hilarisch!
Hoe vaak heb ik dit al herlezen? Steeds weer word ik getroffen door de feilloze precisie van zijn stijl. Elsschot is, samen met Nescio en Reve, een van de knapste stilisten in onze taal. En dan het cynisme waarmee de loser in het verhaal zijn eigen afgang analyseert, zodanig dat je er medeleven bij gaat voelen. Maar als ik de persoon ben die in de eerste zin van het boek aangesproken wordt (ja, wie anders?), dan wordt het pas een echt gênante geschiedenis. Ik word dan meegetrokken in die zaak en moet luisteren, of ik wil of niet en daar voel ik me steeds weer ongemakkelijk bij.
“Het was verduiveld warm in die keuken. En dan dat stel vrouwen met gezwollen ogen, als hadden zij uien gepeld. Ik wist niet wat te zeggen. Vragen hoe het met moeder was, dat ging, niet want iedereen wist dat nu de kabels losgegooid werden. Huilen zou het beste geweest zijn, maar hoe begonnen? Ineens zo maar een snik geven? Of mijn zakdoek nemen en mijn ogen doppen, nat of niet nat?”
In dit soort beschrijvingen, waar het boek vol mee zit, tekent zich de bureaucraat Laarmans af. Bij gebrek aan de fantasie die nodig is zijn onderneming te doen slagen, kan Laarmans zich slechts eindeloos het hoofd breken over details. Ondertussen glipt hem het grotere geheel uit de handen.
Hoe raak alle observaties ook zijn, zonder de humor en bondigheid zou Kaas toch niet die positieve indruk op me maken die het nu (nog steeds) doet. Er zal heel wat schaafwerk in gezeten hebben om de zinnen zo compact en ritmisch te laten lopen.
“Het is hier ongelooflijk rustig. Af en toe valt een druppel uit een kale boom. Hoed af. Minuut stilte. Ik kan gerust zijn. Die hier liggen hebben van mijn kaasgeschiedenis niets gehoord, anders was moeder trouwens naar de Gafpa gekomen om mij te troosten en bij te staan.”
Vooruit, nog steeds top-10 materiaal.
De kaas is slechts bijzaak. Elsschot kon het personage ook in vis laten handelen, maar dat bewaard natuurlijk niet zo lang als kaas. Tenzij het om gerookte haring zou gaan. Maar zulke titel bekt dan weer zo lekker niet als ‘kaas’.
In het boek heerst constant dezelfde sfeer. Het hoofdpersonage is vanaf pagina 1 constant druk bezig met allerlei zaken: hij gaat naar zijn elitaire bijeenkomstjes, gaat de kaas bestellen, wacht tot de kaas geleverd wordt, selecteert zijn agenten, …... Een gezellige drukte.
Ondanks die drukte is het boek haast altijd optimistisch en blijft het hoofdpersonage enthousiast. Zelfs in het begin van het boek, wanneer de moeder van het hoofdpersonage het loodje legt, kan je totaal geen empathie opbrengen voor dat mens. Niet zo zeer omdat oudjes automatisch grappig zijn, maar wel omdat Elsschot zelf de meest netelige situaties op zulke ondeugende en stiekeme manier vertelt dat het grappig wordt, en je het gevoel hebt dat er achter de dood van dat mens iets goeds schuilt.

Halverwege het boek - ergens tussen de keuze van het behangpapier en de aankoop van de schrijftafel - heb je al door dat het boek enkel met een sisser kan aflopen, en dat er bitter weinig kaas zal verkocht worden. Dat er op het einde ook niet meer gebeurt dan wat op voorhand te voorspellen was, is een teleurstelling.
Het beste stuk van het boek is het stuk voor het einde, waar Laarmans tot de conclusie komt dat er voor hem geen toekomst is weggelegd in de kaas. Het is de enige moment waar z’n enthousiasme even plaats moet maken voor een gevoel van schaamte en nederigheid. Zijn eer is verpletterd door de kaas.
Een stukje:
[i]Maar waarom heb ik het dan gedaan? Ik walg van kaas. Ik heb nooit verlangd kaas te verkopen. Kaas gaan kopen in een winkel vind ik al erg. Maar met een kaasvracht ronddolen en smeken tot een christenziel die last van je schouders neemt, dat kan ik niet. Dan liever dood.
Waarom heb ik het dan gedaan? Want het is geen nachtmerrie maar bittere werkelijkheid. Ik had gehoopt de kazen in die patentkelder voor eeuwig te begraven, maar ze zijn losgebroken, spoken mij voor de ogen, drukken op mijn ziel en stinken.”
Hierboven zie je ook duidelijk in de typische Elsschotstijl. Geen lang uitgesponnen zinnen, maar kort en krachtige zinnetjes. Het geheel komt zelf speels over.
Het onvermijdelijk voor een boek van Elsschot: Er moet gewoon een link zijn met z’n andere boeken. In dit boek is dat niet alleen Laarmans, die de hoofdrol heeft, maar ook Boorman komt even voorbij in een figurantenrol. Ergens vind ik dat wel vreemd: Laarmans zou Boorman toch al moeten kennen van de gebeurtenissen in ‘Lijmen’?
Een leuk en [i]cheesy[i] boekje, maar met een einde dat toch wat tekort komt om er voor te zorgen dat ik het boek nog dagenlang in me draag.

3,5*
Het boek boeide mij vanaf het begin, vooral schrijfstijl en de plaatsing in de tijd maken het speciaal.
Het foute idee om met alles bezig te zijn (randzaken) beval het daadwerkelijke doel (handel) geeft een boeiend moraal.
Verder dan dat is het heel gedetailleerd geschreven, misschien zelfs iets tè voor mij persoonlijk. Ik had er moeite mee geen eigen verbeelding op te kunnen maken in mijn hoofd.
Het is wel een realistisch verhaal dat nog steeds zeer actueel is en dat is op zich wel een kunst om dat te kunnen neerschrijven.

Ik vind het de titel van 'boek' niet waardig. Het lijkt me eerder een fragment uit zijn dagboek of een brief .
De inleiding op het boekje vind ik ingewikkeld, hebben meer mensen dat? Het verhaal zelf leest prima weg.
Dag Chiel,
Ik heb die indruk ook. Ik had zeer veel moeite om door de inleiding te geraken. Ik had het bijna opgegeven, maar gelukkig leest het daarna inderdaad zeer vlot. Ik had alleen een iets minder voorspelbaar einde verwacht.
Dit verhaal heeft op zich weinig om het lijf. Iemand krijgt een buitenkans maar grijpt ze niet. Omdat de heer Laarmans randzaken voorrang geeft op hoofdzaken, zich meer bekommert om de perceptie van anderen en gewoon geen goede handelsman is.
Maar dit vertellen zoals Elsschot het doet, tja... daar herken je de hand van de meester in. Het verhaal heeft niet veel nodig om een overtuigend 2020 verhaal te worden. Elsschot beschrijft het universele van de mens met heldere, eenvoudige taal. Wat kan een boekenliefhebber zich nog meer wensen?
4*
8.
Tragikomische figuur, die Frans.
3,5 sterren
Zonder franje doet Laarmans het relaas van z'n uitstapje in de kaashandel. Hij is een ordinair burgermannetje, een Jan Modaal die als klerk werkt in de Antwerpse haven. Een soort midlifecrisis brengt hem ertoe eens wat anders te proberen. Het is een poging om z'n bestaan wat minder onbeduidend te maken. Van Schoonbeke en z'n kliek behoren tot het milieu van de hogere burgerij: zelfstandigen en vrije beroepen. Laarmans zit niet op hun niveau, want hij heeft geen auto en kan niet de juiste restaurants opnoemen.
Er komen veel samenstellingen en afleidingen in voor met het woord kaas: kaasfilm, kaastraditie, verkaasde lummels... Het is ironisch dat Laarmans zelf niet graag kaas eet. Een veelzeggende metafoor is de jungle van de businesswereld. De hyperbool bedconcilie slaat op het overleg met z'n vrouw, die hem met z'n voeten op de grond houdt. Elsschot zei veel met weinig woorden.