Wederom een aandoenlijk portret van een man geboren in het verkeerde tijdsgewricht. Zijn geaardheid stuit op weerzin, maar zijn genie stuwt de tijdsgeest vooruit. Uiteindelijk geraakt hij, zoals zovelen, verstrikt in de wispelturige maatschappelijke perceptie, die zijn seksuele voorkeuren, zijn persoon en zijn werk langzamerhand niet meer uit elkaar weet te houden.
Opgevat als een stemmenkast (denk aan
‘Vaslav’) leert de lezer/luisteraar Alberto Santos-Dumont beetje bij beetje kennen als een verfijnde, onverschrokken, tragische visionair. Het milieu waarin hij toeft, ’s mans eenzaamheid, het engagement voor de lagere klassen: Japin tekent het allemaal met ontzettend veel liefde op, in een roman waarvan de raamvertelling (anders dan bij bijvoorbeeld
‘Kolja’ of
‘Een schitterend gebrek’) een beetje tegenwringt, maar ook weer niet heus. Want zeg nu zelf: een hart dat jarenlang op de dool is voor het een bestemming vindt, hoe mooi is dat als metafoor voor Alberto's leven?
Maakt de auteur, zoals De Volkskrant beweert, van de vliegenier een “jankerige nicht”? Absoluut niet. Anders dan wat
Donkerwoud beweert, wordt Japin bovendien nergens al te expliciet over Santos-Dumonts gendervoorkeuren. Integendeel wordt het personage niet afgeschilderd als man hunkerend naar andere mannen, maar als iemand die twijfelt aan zijn eigen lichaam, alsof zijn seksualiteit ook voor hemzelf verborgen blijft. Omfloerst aangepakt dus, met aandacht voor de historische lacunes in wat er vandaag wel en niet over de man geweten is.
Tot slot trapt Japin niet in de val om Santos-Dumonts einde af te doen als het gevolg van zijn veroordeling tot geheimen omtrent zijn privéleven.
‘De gevleugelde’ gaat ten onder om wat men van zijn nimmer gepatenteerde, voor de vooruitgang der mensheid ontwikkelde uitvindingen gemaakt heeft:
oorlogstuig. Ondergetekende kreeg er een krop in de keel van – te meer omdat Japin ook deze roman weer fantastisch heeft ingesproken.
3,5*