Dit ultrakorte verhaal is een van Poe’s meesterwerken: als verhaal is het zeer goed geschreven, als een geslepen diamant, en in z’n effect volmaakt geslaagd huiveringwekkend, maar het behandelt ook meesterlijk het thema van de kunst zelf en is als zodanig een inspiratiebron voor tal van andere kunstwerken geworden, van Oscar Wilde’s The Picture of Dorian Gray (1891) tot Godards Vivre sa Vie (1962). Het verhaaltje, waarin een kunstenaar “having already a bride in his Art” zo gebiologeerd opgaat in het levensecht op doek zetten van de jonge vrouw waar hij pas mee is getrouwd dat de werkelijkheid wordt vervangen door kunst, is met bv. The Fall of the House of Usher een van Poe’s meest postmodernistische verhalen en ook inhoudelijk verwant aan dat verhaal.
Het verhaaltje verwijst in haar eerste zin naar Ann Radcliffe en (impliciet) haar klassieke gothic novel The Mysteries of Udolpho uit 1794 door het verhaaltje af te laten spelen in het gloomy kasteel in de Apennijnen waar ook Raddcliffe’s gothic romance afspeelt. Poe geeft echter een zeer eigen wending aan Radcliffe’s verhaal en thema’s van dood en bovennatuurlijke terror. Oorspronkelijk heette Poe’s verhaal Life in Death met daarin nog een begin dat het gewond zijn van de verteller verklaart en dat ook naar The Mysteries of Udolpho verwijst maar dat Poe later heeft geschrapt omdat hij de kunst van het korte verhaal opvatte als het elimineren van alles wat er uiteindelijk niet toe doet, hetgeen in ieder geval verklaart en rechtvaardigt waarom het verhaal zo kort is. In z’n The Philosophy of Composition (1846) schrijft Poe:
“In the whole composition there should be no words written, of which the tendency, direct or indirect, is not to the one pre-established design.”
Ook heeft Poe’s verhaal veel gemeen met het werk van Nathaniel Hawthorne, die gefascineerd was door de paradox van kunst doordat kunst levensecht wil zijn maar nooit het leven zelf kan zijn zodat of het ene of het andere zal moeten sterven en welke paradox Poe verwerkt in zijn conclusie in The Philosophy of Composition dat de dood van een beeldschone vrouw het meest poëtische onderwerp is hetgeen hij met The Oval Portrait artistiek uitdrukt. Poe’s verhaal is daarbij met name verwant aan Hawthorne’s korte verhalen The Prophetic Pictures (1937) en The Birth-Mark (1943). In The Prophetic Pictures vergelijkt de kunstenaar zich met een profeet: immers, de kunst brengt de doden tot leven en de geschiedenis tot heden (bv. in de uitbeelding van een historische scene) dat zelfs een onsterfelijk leven is dus waarom zou de kunstenaar ook niet de toekomst kunnen voorafbeelden? Het publiek ziet overigens de kunstenaar al als een tovenaar die het onbestaande tot bestaan brengt dus waarom kan de kunstenaar dan ook niet de werkelijkheid regisseren door middel van zijn kunst? Het geheim van de kunstenaar is zijn gave om door te dringen tot de ziel:
“The artist—the true artist—must look beneath the exterior. It is his gift—his proudest, but often a melancholy one—to see the inmost soul, and by a power indefinable even to himself to make it glow or darken upon the canvas in glances that express the thought and sentiment of years.”
In The Birth-Mark wil een man zijn beeldschone vrouw perfectioneren door haar moedervlek te verwijderen, maar dat erin resulteert dat de vrouw sterft. Poe en Hawthorne werden dan ook beslist door elkaars werk beïnvloed en hun werk hebben zo veel gemeen dat ze reeds in hun tijd met elkaar werden vergeleken. Ze behoren met Herman Melville tot de Amerikaanse kern van het literaire genre dat wel Dark Romanticism wordt genoemd en dat de schaduwkant van de euforische Romantiek (zoals de extase die men ervaart in de eenwording met God, de natuur of de minnaar) vormt waarin bv. het demonische aspect van erotiek op de voorgrond wordt geplaatst (zoals later nog in Bram Stokers Dracula) en het geloof in perfectibiliteit van de mens met z’n politieke tegenhanger van de utopie wordt gewantrouwd (zoals in Hawthorne’s The Birth-Mark). Ook Mary Shelly’s Frankenstein, waarin de menselijke eenzaamheid geen oplossing kent en de menselijke hoogmoed om als god of kunstenaar leven uit de dood of z’n eigen beeld te scheppen een monster voortbrengt (men ziet de overeenkomst met Poe’s en Hawthorne’s verhalen), kan als een voorbeeld ervan worden gezien. De wortelen ervan liggen in bepaalde Duitse werken zoals de korte verhalen van E.T.A. Hoffmann waarin vervreemding (het Unheimliche), zoals bij de Doppelgänger, een belangrijk thema is. Ook in Poe’s The Oval Portrait en Hawthorne’s The Prophetic Pictures worden in feite dubbelgangers geschapen waarbij de kopie het origineel vervangt dus vernietigt. In het postmodernisme heet een kopie zonder origineel – al dan niet nadat de imitatie zich heeft bevrijd van het origineel, zoals de replicant (‘more human than human’) in Blade Runner, en zoals bij Warhols zeefdrukken een eigen leven gaan leiden – een simulacrum en volgens Baudrillard leven we inmiddels in een cultuur die wordt bepaald door een constante stroom van simulacra als hyperrealiteit die alles heeft geësthetiseerd (het kapitalisme maakt alles aantrekkelijk om te kunnen verkopen omwille van de geldstroom die ook weer een simulacrum is). We worden overspoeld met beelden die slechts naar elkaar in plaats van de fysieke werkelijkheid verwijzen en die ons onderdompelen omdat ze intenser en in die zin echter zijn dan de ‘echte’ maar grauwe werkelijkheid: in de mode is mooi mooier dan mooi, op TV is het echte echter dan echt en in de porno is het seksuele seksueler dan seks, hetgeen Baudrillard de extase van de objecten noemt. Ik denk dat Poe in The Oval Portrait op huiveringwekkende wijze uitdrukking geeft aan die toekomst waarin we inmiddels leven en waarin we zo gegrepen worden door de hyperrealiteit van TV, games en internet dat we niet eens meer merken wat er in ons fysiek bestaan om ons heen gebeurt (zoals mensen vaak alleen nog op hun mobiel kijken als ze over straat lopen). Zo beschouwd is Poe zelf de profeet waar Hawthorne over spreekt in The Prophetic Pictures: als auteur liet hij de toekomst zien.
In de postmodernistische filosofie wordt opgemerkt dat niet alleen in de filosofie zelf de blik niet meer zozeer op de werkelijkheid buiten de taal maar op de teksten zelf is gericht, maar dat er sowieso geen werkelijkheid is buiten de taal: er zijn geen feiten (buiten ons) maar slechts onze interpretaties, zoals Nietzsche schreef, welk interpretatief begrip berust op het hele netwerk van woordbetekenissen in de taal. Sowieso elimineert het woord of idee het ding (het idee ‘boom’ verwijst wel naar de boom maar komt tegelijk ook in de plaats van de boom) en volgens Maurice Blanchot verbreekt de literatuur ook de band tussen het woord en het idee (de betekenis) omdat het woord er geen vaste betekenis meer heeft. Het woord is zo beschouwd het simulacrum dat zich heeft bevrijd van de fysieke en ideeële werkelijkheid en in welke hyperrealiteit van teksten we leven. Poe gaat wat dat betreft al typisch ‘postmodernistisch’ te werk: hij ‘steelt’ ideeën, verhalen en stijlmiddelen van andere auteurs (‘toe-eigening’) maar combineert ze op originele wijze, intensiveert hun effect (als een Frankenstein die elektriciteit gebruikt om het dode materiaal tot leven te wekken) en verdiept hun betekenissen waardoor ze vatbaar worden voor vele interpretaties.
Representatie vormt niet alleen een fundament van de moderne kennisleer (zoals bij René Descartes) maar ook van de kunst: we zijn gewend dat een kunstwerk de representatie vormt van iets (een scene, een idee, een gevoel, etc). Plato minachtte daarom de kunst: niet alleen appelleert kunst aan de emotie in plaats van de rede, maar bovenal is kunst slechts nabootsing (mimesis) van en dus inferieur aan het origineel, zoals de zintuiglijke werkelijkheid slechts het schaduwbeeld is van de Ideeën (in feite is een tekening van een boom een inferieure representatie van de echte boom die weer een inferieure afbeelding is van de Idee boom). Aristoteles voegde toe dat kunst de natuur deels imiteert en deels completeert (perfectioneert); je kunt zeggen dat de man in Hawthorne’s The Birth-Mark zijn vrouw als een kunstwerk ziet dat hij wil perfectioneren. De klassieke representatietheorie zou in de moderne tijd leiden tot enerzijds een ‘realistische’ kunstopvatting (bv. Rembrandt) die de zintuiglijke wereld weergeeft en een ‘idealistische’ kunstopvatting (bv. Michelangelo) die Plato’s Ideeënwereld wil weergeven. Volgens Michel Foucault zien we al in Diego Velázquez’ schilderij Las Meninas uit 1656 een spel van representatie dat breekt met de klassieke representatietheorie waarin degene die representeert nooit in de representatie kan zijn: in het schilderij heeft de schilder zichzelf geschilderd en lijkt hij ons als toeschouwer te schilderen. Zowel hij als wij zijn zo zowel toeschouwer (subject) als gerepresenteerd (object): het schilderij representeert als het ware de representatie zelf waarmee het de representatie ook bevrijdt van de subject-object-relatie die kenmerkend is voor representatie.
In de Romantiek kreeg zowel de kunstenaar als zijn werk een zekere autonomie (l’art-pour-art): de kunstenaar is niet meer een nabootser van de natuur maar het creatieve genie dat de absolute waarheid in zichzelf schouwt en in zijn werk uitdrukt. De kunstenaar in The Oval Portrait gaat daarbij zo op in zijn schepping dat hij het gerepresenteerde – nota bene zijn vrouw – vergeet. Kunst en leven – beeld en origineel – blijken elkaars concurrenten en de keuze of liefde voor de kunst doodt het leven (ik merk op dat in Lolita op vergelijkbare manier Humberts liefde voor Lolita als Humberts fancy het echte meisje Dolores verstikt). Het postmodernistische thema van Poe is aldoor dat het onze verbeelding is die onze werkelijkheid schept en zijn Dark Romanticism laat zien dat dat meestal desastreus afloopt. Kunst en haar verleiding vernietigt het leven en zelfs de werkelijkheid, zoals Baudrillard de postmoderniteit een apocalyps (het einde van de – betekenisvolle – wereld) noemt en we nu in een postapocalyptische woestenij van lege tekens en beelden zonder referent leven. Poe waarschuwde er al voor in The Oval Portrait.