De dubbelganger, het tweede boek van Dostojevski, heeft mij (gedeeltelijk) ontgoocheld. Het boek begint heel sterk, onmiddellijk wordt je ondergedompeld in het warrige, mysterieuze leventje van verwarde titulairraad Goljadkin. De eerste vier hoofdstukken razen voorbij als een trein, maar dan loopt het mis. Hetgeen me vooral stoorde was de vertwijfeling van Goljadkin dewelke na verloop van tijd (en zeker de nergens heen leidende dialogen die ermee gepaard gaan) niet alleen begint te vervelen, maar zelfs wat ergerlijk wordt. De wispelturigheid en besluiteloosheid wordt naar mijn mening iets te breed uitgesmeerd; vreemd eigenlijk, want in z'n latere roman De aantekeningen uit het ondergrondse is dit getwijfel juist meesterlijk weergegeven en vormt het net de 'ziel' van het verhaal.
Een tweede heikel punt zijn de ellenlange zinnen die onze held Fjodor hanteert, en de bij vlagen stroeve vertaling van Van Oorschot (jawel, van Van Oorschot!) maakt het er natuurlijk niet beter op.
Hetgeen wel zéér sterk is, opmerkelijk eigenlijk, is de quasi vlekkeloze persoonsbeschrijving van een persoon die langzamerhand wegzakt in een opwelling van (paranoïde) schizofrenie. Alles klopt: zijn teruggetrokkenheid, het binnensmonds gemompel, de incoherente dialogen, de persoonsverwarringen, complottheorieën, de waanvoorstelling van Goljadkin junior,... Het zou zo als annex aan een psychiatrisch naslagwerk kunnen worden toegevoegd. Het geeft toch wel blijk van een opmerkelijk observationeel talent - want ik betwijfel dat er anno 1848 veel bekend was over psychoses. Het is bijvoorbeeld heel wat anders dan wat Gogol aanvangt met het onderwerp in Het dagboek van een gek - waarin deze vooral de nadruk legt op de hilariteit en het naargeestige, in plaats van een pathofysiologisch correct beeld te gaan schetsen.
Dubbel gevoel dus: 3.0*