JJ_D schreef:(quote)
Ik volg niet helemaal. Enkele bedenkingen.
* Over welke essentie heeft Sartre het dan precies?
Ik geloof dat de kern van het "ik" (als Sartre het daar over heeft) inderdaad gedefinieerd is bij anderen. Ik besta immers alleen bij de empirische waarneming van anderen, die mij ervan kunnen overtuigen dat ik 'ben'. (Descartes: ) Dat neemt niet weg dat ik 'onafhankelijk' ben en los sta van mijn omgeving, al heb ik die nodig om te bestaan. Zo kan ik zelf mijn essentie zoeken, omdat ik daar zelf "rijker" van word. Uiteraard mag mijn omgeving me niet sturen, maar ze is wel een 'nodige voorwaarde'.
*
Als de ander de hel is omdat wij ons door hem laten sturen, dan is de hel toch niets anders dan onszelf?
Sartre heeft het nooit over DE essentie, want die bestaat volgens hem (en de existentialistische filosofie) immers niet. Het menselijk bestaan, als ook de mens als wezen, is op zichzelf zonder betekenis, zonder essentie. Dat is hetgene waarvan Sartre de wereld van wilde overtuigen: 'de mens is veroordeeld om vrij te zijn'. Echter, de mens wil eigenlijk helemaal niet vrij zijn, hij wil een leven dat een betekenis heeft. Hij definieert zichzelf aan de hand van de dingen die hij doet, objecten om zich heen, anderen, alles om maar niet te hoeven veranderen en geen keuzes te hoeven maken. Men wil tijdens het leven kunnen zeggen: dit ben ik en daar kan ik verder niets aan doen. (Descartes deed in feite hetzelfde toen hij de zekerheid van het menselijk bestaan reduceerde tot 'cogito, ergo sum'.) Op die manier maakt de mens zichzelf tot een object zonder bewustzijn. Sartre beweerde dat de mens ALTIJD een keuze heeft, juist omdat hij wel een bewustzijn heeft en het vermogen heeft om boven zichzelf uit te stijgen en alles van een afstand te bekijken.
De rol van de Ander grijpt terug op het maken van de mens tot een object, we plakken elkaar immers continu labels op, dichten andere mensen ééndimensionale essenties toe door te categoriseren en te benoemen. Dat is wat Sartre bedoelt met 'de blik van de Ander', die in Huis Clos continu aanwezig is omdat niemand zijn ogen kan sluiten, en daar moeten we aan ontsnappen.
Jouw laatste vraag raakt aan de paradox binnen het existentialisme van Sartre, en vormt een probleem waar zelfs hijzelf ook niet is uitgekomen (daar ben ik tenminste van overtuigd op basis van wat ik tot nu toe van en over hem hem gelezen). Het staat je dus vrij om hem zelf te beantwoorden
.