Madame Bovary - Gustave Flaubert (1856)
Alternatieve titel: Madame Bovary: Provinciaalse Zeden en Gewoonten
Frans
Psychologisch
429 pagina's
Eerste druk: Revue De Paris (periodiek),
Parijs (Frankrijk)
Emma Bovary is een boerendochter die droomt van een romantisch en bourgeois leven in de grote stad. Zij trouwt met een plattelandsarts die haar echter niet het leven geeft waar zij naar verlangt. Eenzaam probeert zij haar fantasieën gestalte te geven door een reeks romances en de aanschaf van exotische kleding. Het is echter duidelijk dat zij langzaam maar zeker steeds verder afraakt van de werkelijke vervulling van haar verlangens. Zij verliest elke greep op de realiteit.
- nummer 189 in de top 250
Ik heb er spijt van dat ik vroeger niet beter op heb gelet bij Frans, want wat had ik deze roman toch graag in zijn oorspronkelijke taal willen lezen! Gelukkig doet de vertaling die ik heb gelezen enigszins recht aan het bombastische taalgebruik van Flaubert.
Madame Bovary: ik las hier ergens 'aandachtshoer' en dat klopt wel een beetje. Mooi en bevallig is ze alleszins, maar ook lichtzinnig en ze lijkt wel een beetje op het 'vrouwtje aan de zee' van Grimm die latijd maar meer wil, tot ze uiteindelijk helmaal berooid achterblijft. Ik vond dat Flaubert wel wat meer mededogen ten opzichte van haar had mogen hebben, want ze krijgt al bij al een flinke ytrap na. Het blijft toch een verwende vrouw die iedereen rond haar mee de vernieling in sleurt. In die zin is ze dan wel weer een 'femme fatale'.
Maar ook de mannen verdienen geen genade in Flauverts ogen: Charles is in het beste geval een 'goedzak' te noemen. Een brave sul die wel een dorpeling verminkt die ene keer dat hij eens wat 'ambitie' aan de dag legt. Een onnozelaar die niet wil zien wat iedereen ziet en die eigenlijk continu, over het graf heen door zijn vrouw wordt vernederd.
Leon blijkt ook geen al te heldhaftig tiep en Rodolphe wordt ronduit neergesabeld als een laffe ijdeltuit. Buitengewoon grappig trouwens hoe hij bij het schrijven van zijn 'afscheidsbrief' nog best tevreden is met hoe hij het 'oplost'. Desondanks is hij toch meer onder de indruk van Emma dan hij zelf zou willen toegeven.
Dat is een van de sterkste kanten van Flaubert. Hij legt psychologische processen bloot waar vaak tegenstrijdige verlangens en gevoelens onverklaarbaar vlak naast elkaar optreden, maar hij neemt ze waar en beschrijft ze heel onthullend. Iets wat ik in die mate enkel bij Dostojewski heb aangetroffen.
Ook de apotheker wordt vooral gekenmerkt door ijdelheid, hoewel dien gebekvecht met de pastoor best genietbaar is.
Verder is het natuurlijk ook puur 'live' genieten van dit kostuumdrama. Bijzonder helder en aanschouwelijk beschreven, krijgen we hier het voorrecht in de negentiende-eeuws Franse provincie rond te lopen, met net genoeg nevenfiguren om het allemaal heel levendig te houden. Die man zou voor tv moeten schrijven.
Ook nog opvallend is hoe de schroom bij de beschrijvingen van het 'overspel' gaandeweg meer en meer verdwijnt, zonder natuurlijk te vervallen in overbodige, pornografische details.
het geheel is geen spatje verouderd, een aanrader voor iedereen. Met recht en rede een klassieker.
Flaubert is uiteraard zeer kritisch voor de maatschappij in zijn relaas. Waar Gogol dit naar mijn gevoel op een zeer ironische manier deed, voelt het bij Flaubert toch iets donkerder en verbitterder aan. De thema’s die het boek naar voren draagt zijn ook een stuk ‘serieuzer’ zeg maar. Passend in de lijn van het verhaal, is het vooral de absurditeit van het huwelijk en de plaats van de vrouw in de maatschappij die naar voren komt. Het huwelijk als een utopie van prinsen op witte paarden en jaren vol onuitputbaar geluk, blijkt een beeld te zijn dat de maatschappij als zoete koek naar voren schuift, met religie als extra steun in haar rug. De bittere teleurstelling dat dit beeld kan bieden is uiteraard waar het het bij de protagonist om draait in dit boek.
Veel is en wordt nog steeds gezegd over de schrijfstijl die Flaubert typeerde en die duidelijk naar boven komt in dit boek. Hij hanteert net die uitverkoren woorden die schitterende volzinnen maken en vaakt vormt hij echt adembenemende en verbluffende phrasen en paragrafen.
Helaas kreeg ik soms de indruk dat hij door zo intensief met de details bezig te zijn, het geheel van en passages uit het oog verloor en nogal stroeve en verwarrende overgangen maakte. Zijn passages zijn dan wel vaak zo goed geschreven dat ze op zich kunnen staan en verder leven in je hoofd, maar wat het verhaal als geheel betreft werdt het voor mij vanaf de helft iets te langdradig. Te lang in dezelfde setting en dezelfde sfeer, zonder dat er genoeg gebeurt om écht geboeid te blijven.
In het genre van het realisme zeker een must-read, en Flaubert heeft de verwachtingen achter zijn grote naam voor mij kunnen inlossen.
Leuk om hieronder te lezen over de 'theatrale persoonlijkheidsstoornis' en borderline. Voor zover mijn kennis van de psychologie reikt moest de psychiatrie en zeker de classificatie van persoonlijkheidsstoornissen nog worden ontdekt in de tijd dat Flaubert dit boek schrijft. Dus hoe knap is het dat Flaubert hier een ziektegeval zo levensecht neerzet? Ik vind het een bijna volmaakte beschrijving van de narcistische persoonlijkheid (die sterke overlap vertoont met theatraliteit): de agressie jegens anderen, de haat zelfs, de destructie, het neerkijken op anderen, en het zichzelf verheffen in een fantastische werkelijkheid, en het nietsontziende egoisme. Ik weet niet waar Flaubert dergelijke types tegen het lijf liep, maar ze bestaan echt!
Ook schitterende passages overigens, vooral over de fantasieen van Emma. Wat ik zo knap vind is de levensechtheid van de personages en hun omgeving. Ik voelde me daardoor erg betrokken bij de personages. Wat een vreselijk mens is die Emma en er lopen nog wat van die zelfingenomen types rond. En wat een medelijden had ik met de eenvoudige arts, die gehaat werd om wie hij was, en niets liever wilde dan zijn vrouw liefhebben. Dit is toch wel knap: dat Flaubert deze emoties bij de lezer uitlokt en daardoor zoveel betrokkenheid genereert.
Mij viel verder op dat hij hele precieze beschrijvingen geeft van de externe werkelijkheid; mij soms iets te precies, zodat er weinig aan je verbeelding wordt overgelaten. Hij gebruikt overigens niet alleen visuele beschrijvingen, maar ook wel auditieve en olfactorische. Hij grijpt dus alle middelen aan om de realiteit in zijn boek na te bootsen. Dit is erg effectief vind ik.
Ik had niet zo'n last van de hortende opbouw, zoals anderen opmerken. Ook in het nawoord las ik over de perfectie van Flaubert en het eindeloze gesleutel aan zijn zinnen. Gek genoeg vond ik daar weinig van te merken. Het las erg vlot.
Al met al een schitterend boek, dat prachtig is geschreven en je bij blijft en het verdient herlezen te worden. Ook kan het dienen als studiemateriaal voor psychologen en psychiaters. Met recht een klassieker!
Ik had niet zo'n last van de hortende opbouw, zoals anderen opmerken. Ook in het nawoord las ik over de perfectie van Flaubert en het eindeloze gesleutel aan zijn zinnen. Gek genoeg vond ik daar weinig van te merken. Het las erg vlot.
Ik denk dat dit wel net de bedoeling was van al dat sleutelwerk. Het verhaal zodanig naar voren schuiven dat je de schrijver vergeet.
Haar liefdesleven verloopt symmetrisch: Charles, Léon, Rodolphe, opnieuw Léon, en opnieuw Charles. Haar hondstrouwe maar saaie echtgenoot is een hardwerkende maar niet al te bekwame plattelandsdokter. Met Léon kan ze tenminste over poëzie en de sterren praten. Een interessant detail is dat ze afscheid nemen à l’anglaise, d.w.z. met een handdruk in plaats van een handkus. De kleur blauw komt vaak terug als symbool van verleiding.
Mooi beschreven is de gotische kathedraal van Rouen. Niet toevallig vermeldt Flaubert het standbeeld van Diane de Poitiers, die een overspelige relatie had met koning Henri II. Katholieke sacramenten markeren de keerpunten in Emma’s leven, van het huwelijk tot de ziekenzalving. Kleurrijke nevenpersonages zijn de antiklerikale apotheker Homais en de inhalige handelaar Lheureux. Je krijgt een levendig beeld van het toenmalige dorpsleven en van de morele dilemma's die toen leefden.
Verder zijn de beschrijvingen, hoewel niet altijd relevant, wel van een geweldig niveau die je in het 19e eeuwse provinciale Frankrijk doen wanen. De wereld van Madame Bovary is tastbaar. De schrijfwijze, hoewel het mijn leestempo wel aantast, spreekt mij dan ook zeer aan, vooral omdat ik het gevoel kreeg een daadwerkelijk aanwezige toeschouwer te zijn in dit schouwspel van eeuwige romantische dromen en een tekortkomende realiteit.
Het idee van de roman over een vrouw die te gronde gaat aan de verveling op het platteland kreeg Flaubert aangereikt door vrienden die hem aanraadden een voorval uit het burgerlijke leven te behandelen zoals de geschiedenis van Delamare, een kennis van Flaubert, in plaats van Flauberts eerdere pogingen tot fantasieverhalen. Flaubert gruwde van het idee een roman over het burgerlijke leven – het “verontrustend banale” – te schrijven, maar zette zich later toch aan dit door z’n vrienden opgedragen ‘strafwerk’ waarbij hij een ironische tussenvorm vond tussen “lyriek en vulgariteit” om de geschiedenis van Delamare min of meer te hervertellen met fictieve personen. Het werk wordt algemeen beschouwd als een van de grootste meesterwerken uit de wereldliteratuur, ook wel als de eerste echte moderne roman, het hoogtepunt van het literair realisme, het werk dat proza esthetisch op hetzelfde niveau als poëzie bracht en zonder dit werk zou er volgens Nabokov, die schrijft het werk zelf wel honderd keer te hebben gelezen, geen Marcel Proust of James Joyce zijn geweest. Veel grote auteurs hebben het de volmaakte roman genoemd (en Flaubert om die reden een novelist’s novelist). Bij gebrek aan kennis van de Franse taal heb ik de Nederlandse vertaling gelezen hetgeen overigens al vol woorden staat die ik niet ken maar welke vreemde woorden slechts het decor van dingen zoals kledingstukken beschrijven zodat desondanks het goed te volgen was, maar ik zal er veel van de poëzie van Flauberts zinnen – de alliteraties, het ritme, etc – door hebben gemist. Evengoed maakte het boek een verpletterende indruk op me en blijkt het werk nog steeds een levende klassieker.
Literatuur als poëzie en schilderkunst
Wat meteen opvalt is de bijzondere stijl van Flaubert: hij is – anders dan bv. Dostojevski die meer een rasverteller is – een echte mooischrijver die zelfs wordt gezien als de eerste die met proza doet wat voorbehouden aan poëzie leek. Deze ‘martelaar van stijl’ is zeker een van de grootste stilisten: beroemd is hoe Flaubert worstelde met de taal bij elke zin omdat hij streefde naar perfectie, ook qua bv. de ritmiek van de zinnen. Kunst moest voor Flaubert de volmaakte uitdrukking van het idee zijn. In Madame Bovary is dan ook praktisch elke zin een stilistische parel. Het poëtisch karakter blijkt ook uit het gebruik van metaforen om het bedoelde gevoel effectief op te wekken, bv.
“en zij sloeg het geluk van haar zoon gade in een neerslachtig stilzwijgen, als iemand die geruïneerd is en door de ruiten van zijn oude huis andere mensen aan tafel ziet zitten.” (p. 51)
”Haar leven was kil als een zolder met een raampje op het noorden, en in het donker, in alle hoeken van het hart, weefde de spin van de verveling stilzwijgend haar web” (p. 52)
“het verdriet trok zachtjes huilend door haar ziel, als de winterwind door een verlaten kasteel” (p. 133)
“dit [verdriet] schitterde heller dan een door reizigers in de sneeuw van de Russische steppe achtergelaten vuur” (p. 134)
“Zo trok het zoet van deze ervaring door haar verlangens van weleer, en als zandkorrels in de wind stoven ze rond in het vluchtige waas van parfum dat zich uitspreidde over haar ziel.”(p. 157)
“De herinnering aan Rodolphe had zij diep in haar hart begraven, en deze rustte daar, plechtstatiger en stiller dan een koningsmummie in een grafkelder. Van deze grote, gebalsemde liefde steeg een waas op dat door alles heendrong en dat aan de reine atmosfeer waarin zij voortaan wilde leven een geur van tederheid ontleende.”(p. 222)
“Op de ene vlaag van wanhoop volgde de andere, steeds weer opnieuw, onbedaarlijk, als vloedgolven die het strand wegspoelen.” (p. 340)
Het stelselmatige gebruik van metaforen voelt soms bijna dwangmatig, bv. “zijn oogappels zonken weg in het vale wit als blauwe bloemen in de melk” (p. 138) of “Dat snakt naar liefde, zoals een karper op de keukentafel naar water!” (p. 140) of “haar dromen die als gekwetste zwaluwen in het slijk waren gevallen” (p. 193).
In feite schildert Flaubert voortdurend met z’n taal – hij bezat een sterk visuele verbeelding – zodat z’n stijl niet alleen poëtisch maar ook schilderachtig is en net als moderne schilders heeft hij een voorkeur voor uitbundige kleuren en het schilderen van misère en prostituees waarmee de rauwe, naakte werkelijkheid van de moderne samenleving onder de hypocrisie en schone schijn wordt getoond. Het schrijven van Madame Bovary vergeleek Flaubert overigens ook wel als seks aan een vriend: goed schrijven is mentaal klaarkomen.
Contrastwerking en literatuur als muziek
Flaubert speelt ook met contrasten, niet alleen qua de thematiek van het boek inzake de verveling van de werkelijkheid versus de opwinding van de fantasie dat zich ook in contrasterende scenes uit, maar ook qua metaforen, bv. zoals wanneer Emma verbleekt (van schrik) “het verguldsel van de barometer, waarop een zonnestraal viel” “een vurige gloed in de spiegel” spreidde, waarmee naar de ontluikende passie wordt verwezen (p. 164);
“Nu had zij, als over een misdaad, spijt van haar voormalige deugdzaamheid, en wat er nog van over was, bezweek onder de geselslagen van haar trots” (p. 194)
“Of wilde zij in een soort van stoïcijnse wellust nog eens zo diep de bitterheid ervaren van wat zij verlaten zou?” (p.202)
“Maar het genot van zijn smart was ontoereikend, want hij kon deze met niemand om hem heen delen” (p. 355)
Tot slot paste Flaubert naar eigen zeggen het procedé van een symfonie toe in een boek: hij gebruikte de woorden niet alleen om de proza een poëtische alsmede schilderachtige kwaliteit te geven, maar ook om – naast de ritmiek van de poëzie – een harmonie te componeren, die behalve in de symmetrieën van de romandelen soms ook een directe vorm krijgen zoals bij een snelle afwisseling van wat er op twee verschillende en contrasterende plekken gebeurt waardoor de twee situaties op enigszins cinematografische wijze versmelten, veelal in de vorm van een gebeurtenis en het becommentariëren ervan zoals het gesprek tussen Emma en Rodolphe terwijl ze luisteren naar een speech.
De onvolkomenheid van taal
Flaubert vermeed zichzelf uit te spreken in een roman, zoals we nog zullen zien, maar tenminste eenmaal geeft hij via de verteller toch zijn mening: “het woord van de mens is als een gebarsten ketel waarop je een wijsje trommelt dat nog net een beer aan het dansen krijgt, terwijl je de sterren zou willen ontroeren.”. De verteller komt tot deze conclusie nadat Rodolphe Emma verkeerd begrijpt. Aldoor begrijpen de mensen in de roman elkaar niet goed, omdat het woord – zeker de gemeenplaats – niet het sentiment uitdrukt wat het wil uitdrukken. Het woord verhult in wezen de waarheid of is zelfs het tegendeel ervan (zoals veel later de postmodernistische filosoof Jacques Derrida opmerkt dat het woord nooit met de zaak samenvalt en taal aldus de afwezigheid van waarheid is), zeker bij geliefden. Ook een briljant stilist als Flaubert zelf ontkomt daar niet aan en mogelijk veroorloofde hij dit ‘inbreken’ in de roman voor deze observatie bij wijze van verontschuldiging dat ook bij zijn geworstel met de taal om z’n ideeën volmaakt – en in een muzikaal proza – uit te drukken het toch behelpen blijft. Wel staat zijn uiterst zorgvuldig taalgebruik in contrast met de gemeenplaatsen (‘Idées reçues’) die als het ware nietszeggend zijn en die Flaubert verzamelde en die ook de personen in de roman vaak bezigen (Flaubert speelde zelfs met het idee om Emma louter door middel van dergelijke banaliteiten en modieuze uitdrukkingen te laten spreken).
De verteller(s)
De roman lijkt één verteller te hebben maar er zijn er meer. Naast de verteller die als het ware onzichtbaar met de personages meeliep om verslag te doen, is er een metaverteller die vanuit de tegenwoordige tijd (een ‘eeuwig heden’) slechts een enkele keer een of twee zinnen zegt over hoe het ervoor staat in het dorp na de verhaalde geschiedenis en is er het opmerkelijke feit dat de eerste pagina’s over de jeugd van Charles zijn geschreven vanuit nog een andere verteller die namens ‘wij’ spreekt – het is een klasgenoot die namens de klas spreekt – en die ‘de nieuwe’ (Charles) neerzet als een sulletje die meteen buiten de groep wordt geplaatst: Charles bevindt zich buiten wat bon ton door de gemeenschap wordt geacht en aan het eind van de roman wordt vermeldt dat hij het enige ‘groot woord’ uitsprak dat hij ooit heeft gezegd (“het is de schuld van het noodlot!” (p. 356)). Charles is aldus de enige pretentieloze figuur in de roman, terwijl de anderen hypocriet zichzelf fatsoenlijk voordoen en de schone schijn ophouden, mede door de gemeenplaatsen.
Modernisme
Er zijn opvallende overeenkomsten met bv. Dostojevski’s Misdaad en Straf in de zin dat beide romans zwanger zijn van het modernisme in de literatuur. In de eerste helft van de 19de eeuw was een zichtbare burgerij opgekomen welke klasse Flaubert verafschuwde wegens diens oppervlakkigheid, materialisme, hebzucht en een papegaaien van goedkope, modieuze sentimenten (men vergelijke De Tocqueville’s en Kierkegaards eerdere kritiek op de dominant wordende publieke opinie als gevolg van moderne democratisering). Anders dan Dostojevski’s Misdaad en Straf dat zich in de grote stad afspeelt en armoede als thema heeft, speelt Madame Bovary zich af op het platteland waar men de maniertjes van de stedelijke bourgeoisie imiteert hetgeen het waarschijnlijk nog belachelijker maakte voor Flaubert. Maar net als bij Dostojevski wordt een wereld in moreel verval geschetst en ondergaan de personen ideologische corruptie, resulterend in een psychische ineenstorting van de hoofdpersoon die in de afgrond van de waanzin valt, hetgeen door Flaubert op zeer fraaie wijze wordt beschreven als welhaast een psychedelische ervaring (“De muren golfden, de zoldering kwam naar beneden; (…) “ (p. 320 e.v.). Een ander modernistisch aspect van het werk is dat er geen held is: alle hoofdpersonages in de roman worden in wezen belachelijk gemaakt (Flaubert was de eerste romanschrijver die dat deed). Het belangrijkste modernistische element en overeenkomst met Misdaad en Straf is echter dat we ook bij Madame Bovary in hoge mate in het hoofd van de personages zitten, waarmee het literair realisme van de 19de eeuw een psychologische wending krijgt, waarbij vooral het innerlijke leven wordt beschreven, en de roman de modernistische ‘stream of consciousness’-techniek anticipeert. Het zorgt ervoor dat we direct meeleven met wat de personen ervaren, zonder tussenkomst van de auteur. Volgens Flaubert is het een roman over ‘niets’ in de zin dat het niet afhankelijk is van de handelingen maar van ideeën en de interne structuur van het werk hetgeen nieuw was in die tijd. Daarbij is er ook hier nog wel een verteller die als buitenstaander en fictieve toeschouwer ‘objectief’ vertelt wat er gebeurt, zodat het verhaal voor de lezer duidelijk is en het werk toegankelijk is, zonder dat die verteller alwetend is (bv. “en zij deed of ze geloof hechtte (…) of misschien geloofde zij het ook echt” (p. 318)). In feite vallen de woorden van de personage en de verteller vaak samen in de zin dat de verteller vaak direct weergeeft wat het personage zegt waarmee slechts de aanhalingstekens verdwijnen en het verschil tussen binnen- en buitenwereld wordt opgeheven. Bovenal geeft die verteller niet de mening weer van de auteur: Flaubert meende dat de auteur afwezig moet zijn in zijn werk (of als een God overal aanwezig maar nergens zichtbaar).
Psychologie
Niet alleen beschrijft de roman aldoor de innerlijke wereld van de personages, maar ze getuigt daarbij van veel psychologisch inzicht (bv. “’Ik heb het niet!’ antwoordde Rodolphe met de ijzige kalmte waar opgekropte woede zich mee pantsert.” (p. 320)). Flaubert beschrijft niet alleen het innerlijk leven maar ook het uitwendige zoals de omgeving aldoor in groot detail, allereerst om een beoogd realisme: Flaubert heeft veel onderzoek gedaan naar waarover hij schreef omdat alles moest kloppen tot in de kleinste details (en toen hij de doodstrijd van Emma beschreef leefde hij zich zo in dat hij zelf moest braken van Emma’s vergiftiging). De aandacht voor het uiterlijke lijkt daarbij evengoed ook een psychologisch motief te hebben: beide aspecten weerspiegelen namelijk Emma’s persoonlijkheid die ook zelf sterk gericht is op het uiterlijke (in plaats van innerlijke moraal en waarden) alsmede het gevoelsleven (romantiek). We beleven zo met name Emma’s kijk op de wereld mee. Ook de doodsstrijd van Emma nadat ze zich heeft vergiftigd met arsenicum is zeer indrukwekkend en ontroerend beschreven in z’n intensiteit en oog voor details. Ik kon in ieder geval heel goed met Emma meeleven, mede door het realisme, waardoor het tragische verhaal me ontroerde en zelfs shockeerde. De roman heeft m’n hart gebroken en ik ben niet de enige want Madame Bovary werd – meteen nadat Flaubert de rechtszaak tegen de roman, die in 1856 als een zesdelige serie in een tijdschrift was verschenen, had gewonnen – in zijn eigen tijd een bestseller. Wat daarbij van belang is, is dat Emma niet eens een sympathiek figuur is – al vanaf het begin zet ze in op bedrog en een leven boven haar stand ten koste van de goede Charles – maar zoals echte literatuur niet erom gaat dat je jezelf kunt herkennen (dat hebben de ‘woke’-mensen met hun modewoorden van inclusiviteit en diversiteit niet begrepen, zoals dat ik een man ben niet relevant is om geheel mee te kunnen leven met Emma en haar vrouwelijke problemen) maar dat de mens wordt geportretteerd in al z’n zwakke en sterke aspecten waarbij ook de misdadiger menselijk wordt, veeleer doordat mensen nu eenmaal foute keuzes maken in plaats van te vervallen in een verklaring van sociaal determinisme, zodat literatuur humaniseert.
Bovarysme
Madame Bovary is beslist een humanistisch boek, zelfs terwijl in wezen de hoofdpersonen in het boek worden bespot (niet voor niets verwijzen de namen van de personages naar dieren zoals Bovary naar bovin (rund)): de roman houdt ons een spiegel voor zodat we ook onszelf uitlachen als we om de personen lachen. In zekere zin is Madame Bovary als Don Quichot die een tragisch-komisch figuur is omdat ook hij door het lezen van (ridder)romans werkelijkheid en fictie niet uit elkaar kon houden; er bestaat zelfs de term bovarysme dat de wens een romanpersonage te worden aanduidt. Maar bij Emma of het bovarysme is er geen psychose, zoals bij Don Quichot, maar een neurose: men weet heel goed wat fantasie en wat werkelijkheid is maar men wil de fantasie werkelijkheid laten worden, wat men heeft gelezen wil men ook meemaken. Men neemt geen genoegen met het ordinaire bestaan maar zoekt het avontuur, de ‘high’ en bovarysme leidt aldus tot verslaving. En madame Bovary wil daarbij ook ‘iemand’ zijn: zij verwijt haar echtgenoot dat die een mislukkeling is omdat dat slecht op haar afstraalt. Het is een fenomeen dat nu evengoed veel voorkomt, al spelen romans als venster naar een ander, voller leven er geen rol meer bij. In Flauberts tijd werd de aandoening ook wel ‘romanesk’ genoemd en kwam met name bij vrouwen voor; in de latere psychoanalyse van Freud werd deze onrust bij de vrouw ook wel hysterie genoemd en in de tweede feministische golf van na WO II, zoals gegrondvest door Simone de Beauvoir, komt het overeen met wat Betty Friedan in 1963 het ‘huisvrouwensyndroom’ noemde: de inferieure en vooral machteloze positie van de vrouw gaf haar een eenzaam en nutteloos gevoel: haar leven was al sedert eeuwen er een van verveling en doelloosheid zodat de vrouw zich escapistisch verloor in dagdromen en fantasieën. In feite was de roman zelfs min of meer uitgevonden om de vrouw bezig te houden en een venster op de (fantasie)wereld te geven, een wereld waar zij niet bij kon komen omdat ze gevangen zat in haar huwelijk en huis. Veelzeggend is dan ook dat de roman eerst Charles introduceert: een vrouw kon als het ware slechts bestaan als ‘vrouw van’.
Realisme
Het romantische genre gaat over avonturen, heldendom en fantasie; het realistische genre gaat over de ordinaire, veelal zelfs banale en grauwe werkelijkheid. Emma is geobsedeerd door haar romantische fantasieën die in schril contrast staan met haar grauwe en banale leven als huisvrouw van een saaie burgerman. Het falen van de romantische fantasie maakt de roman antiromantisch en dus realistisch: enerzijds gaat de roman over liefde en is het een en al romantiek maar anderzijds is de boodschap van de roman een kritiek in plaats van verheerlijking van de romantische notie van liefde en pathos. Die romantische hunkering van Emma ruïneert immers Emma en daarna ook Charles. In die zin heeft het wat gemeen met de stroming van het Dark Romanticism van bv. Edgar Allan Poe (die overigens ook een hybride vorm van epiek en lyriek hanteerde), die zich ook richtte op de schaduwzijden van de romantiek, maar zonder de bovennatuurlijke elementen. De roman koppelt zo een ironisch romanticisme met een zelfs wat morbide realisme. De ontnuchterende boodschap van het realistische perspectief op liefde en verlangen doet ook wat denken aan bv. Nabokovs Lolita in z’n dichterlijke proza en in het alles verzengende verlangen naar de betovering van liefde die echter een illusie blijkt. Net als Lolita is Madame Bovary niet moralistisch: zoals gezegd wilde Flaubert niet dat de auteur aanwezig is met z’n mening en hij beschrijft bewust droom en werkelijkheid op neutrale, gelijkwaardige wijze omdat ze voor Emma gelijkwaardig zijn. De droom is ook niet minder belangrijk voor Flauberts realisme: hij meende dat ons geluk schuilt in de droom van de verwachting waarna de werkelijkheid altijd tegenvalt (wat dat betreft gaat Madame Bovary ook over hemzelf: “Madame Bovary, c'est moi”). Flaubert staat bekend als de mopperaar, pessimist of cynicus van de literatuur en is zo beschouwd het literaire broertje van de filosoof Schopenhauer. “‘Dat ik de ergernis en de schande van het leven aan niemand doorgeef!” schreef hij aan z’n minnares en zijn zwartgalligheid zou ermee te maken hebben dat hij als kind van een chirurg zou zijn opgegroeid te midden van alle menselijke misère. Uit ergernis voor de mensheid schreef hij zelfs een encyclopedie van de menselijke domheid (Dictionnaire des idées reçues). Emma probeert haar droom en werkelijkheid bij elkaar te brengen, maar ze faalt en dat heeft desastreuze gevolgen: daarin schuilt de morele les en toen Flaubert een proces werd aangespannen wegens Madame Bovary dat de goede zeden zou aantasten, verdedigde Flaubert zich met de woorden dat uit de roman een duidelijke lering naar voren komt waarvan het goed is dat vrouwen er kennis van nemen. Dat lijkt me zeer juist; de roman zou bv. doeltreffend meisjes immuun kunnen maken voor loverboys die slechts kunnen opereren omdat meisjes nog steeds een vals idee van liefde wordt voorgespiegeld (en omgekeerd beschrijft Madame Bovary op realistische wijze hoe zelfs een sterke, trotse vrouw verstrikt kan raken in de netten der prostitutie).
Emma’s leven
Emma is reeds als kind gefascineerd door de “verrukking, passie, roes” (p. 42) waarover ze in de boeken had gelezen en als ze op 13-jarige leeftijd in het klooster gaat wordt ze heel devoot vanuit eenzelfde verlangen naar het mystieke of sublieme waarbij ze zich oefende in het versterven om zo het hogere waardig te zijn: “In haar hart was Emma voldaan dat zij het uitzonderlijke ideaal van een kwijnend bestaan in één keer had weten te bereiken, iets was niet is weggelegd voor middelmatige zielen” (p. 46). Maar een oude vrijster die regelmatig in het klooster kwam leende romannetjes vol liefde, zwijmelarij, maneschijn en edelmannen aan de oudere meisjes zodat Emma op haar 15de begon te dromen van romantische liefde en haar belangstelling voor het religieuze verloor. Aldoor zoekt ze de opwinding en wat het ordinaire, burgerlijke leven overstijgt om telkens teleurgesteld te worden: het lukt haar niet te ontsnappen aan de verveling. Zo ook is ze meteen vanaf het begin teleurgesteld in haar huwelijk met Charles dat haar immers geheel niet het grootse, passievolle leven geeft waarop ze had gehoopt: Charles blijkt een lieve maar middelmatige, saaie burgerman die niet meer ambities heeft dan een goede reputatie. Opnieuw lijkt het leven van haar dromen voor haar onbereikbaar. Zij verveelt zich alleen maar waarbij ze ook het typische slachtoffer lijkt van de vrouwenonderdrukking uit die tijd in de zin dat zij als vrouw ook geen mogelijkheden heeft zich te ontwikkelen (en wat ze heeft, zoals pianospelen, geeft ze op omdat ze als vrouw toch niet kan ontsnappen aan haar ketening aan huwelijk en huis zodat het allemaal nutteloos is). Ze hoopt daarom ook dat haar kind een jongen zal zijn, want “een man is tenminste vrij” terwijl “een vrouw wordt voortdurend belemmerd” (p. 99). Overigens, wat ook een factor voor haar onvrede zal zijn geweest is dat ze een man pas echt kan leren kennen als ze met hem is getrouwd (en er dan ook niet meer zo makkelijk vanaf komt). Als vrouw is ze voor alles afhankelijk van mannen: haar enige macht of keuze is het gebruik van haar lichaam (fysieke aantrekkelijkheid) en charme zodat ze die inzet om los te breken van haar onbevredigend bestaan als vrouw van een saaie, middelmatige plattelandsdokter.
Emma’s romantische fantasie
Emma wordt geobsedeerd door de romantische fantasie uit de romannetjes die ze heimelijk in het klooster las. Het vormde haar in wat ze van de liefde verwacht: “De liefde, meende zij, moest plotseling komen, met donder en bliksem – als een orkaan uit de hemel, die het leven overvalt, het omverwerpt, ieders wil als blaadjes van de bomen rukt en het hart volledig in de afgrond stort.” (p. 110) De roman schetst een scherp contrast tussen de verveling die Emma aldoor in “de gewone wereld” ervaart en de extase en gelukzaligheid waarnaar ze hunkert waarbij het eerste het verlangen naar het tweede alsmaar aanwakkert: “De burgerlijke middelmatigheid dreef haar tot fantasieën van weelde, de echtelijke tederheid tot overspelige verlangens.” (p. 118) In het overspel met Rodolphe en Léon ervaart ze kortstondig het verlangde geluk en extase, maar de passie in elk van deze liefdesrelatie taant snel. Na een tijdje toont Rodolphe meer en meer z’n onverschilligheid en voelt zij geen genegenheid meer voor hem, maar evengoed heeft ze de neiging zich aan hem te onderwerpen in een soort ontkenning en “stonden zij als een getrouwd stel dat het echtelijk vuur rustig onderhoudt” (p. 179). Ook haar overspelige liefde met Léon verkrijgt omgekeerd de sleur en routine van de echtelijke liefde, maar vanuit haar obsessie probeert Emma uit alle macht de passie brandend te houden:
“(…) een tanende liefde, die zij met allerlei uiterlijkheden trachtte te voeden. Voor haar volgende rendez-vous beloofde zij zich telkens weer een intens geluksgevoel, en als het zover was moest ze wel constateren niets bijzonders te ervaren. De teleurstelling hierom maakte algauw plaats voor nieuwe hoop, en Emma keerde nog vuriger, nog gretiger naar hem terug.” (p. 291)
Zij projecteert haar liefdesfantasie op haar minnaars Rodolphe en daarna Léon en eist in feite dat zij haar gedroomde minnaar zijn – een minnaar die heroïsch en vol passie is en haar meeneemt naar een plaats waar ze volledig voor elkaar bestaan – maar waar deze mannen niet aan kunnen of willen voldoen. Als de handelaar en geldlener Lheureux, die eindeloos veel dure spulletjes aan haar heeft verkocht, via de rechter de enorme schuld die Emma bij hem heeft vordert, wil ze zelfs dat Léon een misdaad voor haar pleegt vanuit de door haar op hem geprojecteerde romantische liefde zoals zij ook Rodolphe laat weten dat zij wel alles voor de liefde zou doen: “ Ik daarentegen, ik had alles aan je gegeven, ik had alles verkocht, had mijn handen stuk gewerkt, was gaan bedelen langs de wegen, voor een glimlach, een blik van jou, om jou te horen zeggen: “Dank je!” (p. 320). Radeloos keert ze (bijna) tot prostitutie om het geld te vinden. Als haar romantische hunkering niet wordt beantwoord en haar leven is geruïneerd, pleegt ze zelfmoord door arsenicum in te nemen, waarbij de bitterheid van het gif wordt vergeleken met inkt (“Die afschuwelijke inktsmaak hield maar aan”(p.323)) en als ze na het sterven haar hoofd optillen “golfde een zwart vocht” uit haar mond (p. 338)) dat ook een metafoor is: het dodelijke gif is de romantische lectuur die ze las.
Emma’s karakter
Maar ook haar karakter speelt een belangrijke rol in haar verlangen naar ‘de grote wereld’ van de rijken en de kunstenaars in met name Parijs vol weelde en uitspattingen (wij zouden zeggen van ‘glitter en glamour’) en in haar ondergang: ze is egoïstisch en sensualistisch. Ze is sterk gericht op het uiterlijke en voor haar bestaat iets pas als ze het kan voelen: “In haar verlangen verwarde zij uiterlijke weelde met zielenvreugde, verfijnde manieren met fijngevoeligheid” (p. 67). Ze lijkt niet over empathisch vermogen te beschikken; zelfs om haar kind lijkt ze niets te geven en behandelt ze zonder liefde. In feite raakt ze verslaafd aan het leven van genietingen, naar welk leven ze zo lang naar had verlangd, hetgeen een verdorven kant naar boven haalt: “Hij wist niet wat het was, maar iets in haar wezen dreef haar er steeds meer toe om zich te storten op de genietingen van het leven. Zij werd prikkelbaar, gulzig en genotziek” (p. 284) Om door te kunnen gaan en de liefde verborgen te kunnen houden wordt het liegen (tegen Charles) “een behoefte, een manie” (p.279). Niettegenstaande haar onmacht en verslaving, heeft ze een sterke wil, is trots (daarom kiest ze niet echt voor prostitutie, al acht de verteller haar knieval voor Rodolphe gelijkwaardig daaraan) en manipuleert ze de mannen in haar leven; ze is bijna een feministe in haar verzet tegen haar machteloze positie als vrouw (er is wel opgemerkt dat Emma androgyn is): ze slaagt erin een machtiging te krijgen zodat zij alle financiële zaken regelt en terwijl Rodolphe haar in zijn macht heeft keert dat om bij de jongere Léon: “hij sprak haar nooit tegen, volgde in alles haar smaak, en werd veeleer háár maîtresse dan zij de zijne.” (p. 286) Léon is een soort soulmate van Emma – hij zoekt ook de romantische fantasie – maar hij is zwak en conformeert zich eerst aan Emma’s wil en uiteindelijk aan het burgerlijke leven door de verwachtingen van z’n omgeving.
Homais en de bourgeoisie
De apotheker Homais is een typische antiklerikale Verlichtingsdenker (hij haalt onder meer de God van Socrates, Voltaire en Rousseau aan als zijn God) en is rationeel, utilitaristisch, vooruitstrevend en ambitieus. Hij probeert aldoor indruk te maken met zijn gepretendeerde eruditie die in de voorhanden praktische situatie echter weinig relevant is en hij ruïneert de reputatie van Charles door hem aan te moedigen een nieuw soort operatie uit te voeren op een horrelvoet die mislukt (hij gelooft in technologie die hij niet eens begrijpt). Hij is hypocriet en in weerwil van z’n principes is hij klassenbewust en bijgelovig. Hij is berekenend en kijkt neer op het lagere volk: hij sluit alleen maar vriendschap met Charles om z’n eigen illegale praktijk te beschermen en hij verwijdert zich van Charles als die in armoede vervalt. Hij bindt een strijd aan met een blinde zwerver die hij levenslang in de gevangenis krijgt: in de maatschappij van de toekomst is blijkbaar geen plaats voor armen en onbeschaafden. Tegelijk is hij eerzuchtig, zoekt hij het gezelschap van hooggeplaatsten, kijkt hij na enig succes ook neer op de burgerij (“Ten slotte schaamde hij zich ervoor om een burgerman te zijn. Hij kreeg artistieke neigingen, hij rookte!” (p. 352)) en hij verloochent z’n principes om hogerop te komen: “Hij verkocht zich dus, hij prostitueerde zich.” (p. 354) dus niet Emma maar Homais is de echte hoer in het verhaal waarmee Flaubert zowel de schijnheiligheid van de ‘vooruitstrevende’ klasse als die van het gewone volk ten aanzien van gevallen vrouwen aan de kaak stelt. De roman eindigt op cynische wijze met Homais die het door hem begeerde erekruis kreeg: Homais – hij staat voor burgerlijke vooringenomenheid, hypocrisie, fantasieloosheid, eerzucht, egoïsme en geloof in vooruitgang – is de overwinnaar in deze wereld terwijl zij die passievol naar het hogere reiken, zoals Emma, of een goed, nederig karakter hebben, zoals Charles, de verliezers zijn. Tegelijk lijkt Emma wel op Homais omdat zij beiden de saaie, bekrompen burgerij willen ontstijgen naar een hoger of grootser leven: zij is in zekere zin de weinig erudiete maar charmante en oprechte uitvoering van Homais.
Rodolphe
Rodolphe Boulanger woont in een kasteel (zal dus van adellijke afkomst zijn), is een levensgenieter en enigszins amoreel (hij verafschuwt de plicht en de burgermansmoraal): hij doet zich voor alsof hij voor de ongebreidelde hartstocht leeft waarmee het grootste en het schone wordt bereikt om daarmee vrouwen zoals Emma te verleiden, maar is eigenlijk slechts een flierefluiter en kil en berekenend. Ook voor Emma voelt hij geen grote passie: zij is slechts een verovering al is het waarschijnlijk zijn beste verovering omdat Emma heel aantrekkelijk is. Net als Emma is hij egoïstisch en niet empathisch: zelfs de dood van Emma laat hem koud. Hij is de geraffineerde versierder waarmee hij Emma aan zich onderwerpt. Emma zoekt aldoor bevestiging van zijn liefde voor haar, maar hij blijft afstandelijk, vindt Emma “heerszuchtig en opdringerig” maar verleidt haar en misbruikt haar voor zijn seksueel genot waardoor zij verruwt en brutaler wordt. Het is de relatie met Rodolphe waardoor ze op harde wijze de illusie van haar dromen leert en ze spijt krijgt van haar vreemdgaan:
“Wat een zee van illusies [over haar kindertijd toen ze geluk kende]! Daar was nu niets meer van over! Zij had ze verbruikt bij al wat haar was wedervaren, in alle stadia die zij achtereenvolgens had gekend als maagd, als getrouwde vrouw, als minnares: zij was ze kwijtgeraakt in de loop van haar leven, zoals een reiziger in elke herberg onderweg iets van zijn rijkdom achterlaat.” (p. 181)
Charles
Al meteen in het begin leren we dat Charles een door en door middelmatige man is die tot niets groots in staat is, hetgeen wrevel opwekt bij Emma die juist aldoor op zoek is naar het grootse. Charles is heel content met z’n middelmatig leven waarin de geboorte van z’n dochter z’n leven compleet heeft gemaakt en omdat hij niet in staat is tot diepte merkt hij de onvrede van Emma niet eens op dan wel ziet hij die als een medisch geval van zenuwziekte. Hij begrijpt niets van haar en is – waarschijnlijk als enige van het dorp – niet op de hoogte van het overspel door Emma: omgekeerd verafschuwt Emma hem en bij gebrek aan echte communicatie praat ze tegen hem zoals ze tegen haar hond praat. Hij is het tegengestelde van Emma: hij is fantasieloos maar ook onzelfzuchtig en laat zich domineren door z’n moeder en door Emma. Emma’s afschuw voor haar man Charles is een motief om vreemd te gaan, zoals dat door Charles als het stuk onbenul die haar ook vernederde door zijn mislukking, haar liefde voor Rodolphe weer op kon bloeien: “Zij had een motief, een reden, bijna een drijfveer voor haar gehechtheid” (p. 195). Maar uiteindelijk blijkt Charles, de man die haar alleen maar verveelde, die ze zelfs haatte en aldoor wegduwde, (samen met de stille Justin op de achtergrond) de enige die van haar hield en zelfs met heel zijn hebben en zijn waarbij hij haar alles zou hebben vergeven. Hij was de liefde waar ze naar zocht maar ze was verblind door een vals idee van liefde. In Flauberts beschrijvingen rondom de dood van Emma wordt dit contrast tussen de echte liefde van Charles enerzijds en de valse liefde alsmede onverschilligheid van de andere dorpsgenoten anderzijds alsmaar op prachtige wijze benadrukt. Zo vermaken de buurman Homais en de pastoor Bournisien zich met filosofisch gekibbel terwijl ze bij Emma’s lijk waken en anderen de les lezen hoe zich te gedragen terwijl Charles alleen maar verbijsterd is over het verlies van zijn geliefde Emma en bij het bezoek van dorpelingen aan Charles verveelde iedereen zich mateloos terwijl Charles niets uit kan brengen van verdriet (p. 338). Na de begrafenis verkeerde het dorp als gewoonlijk in diepe rust, lag Rodolphe kalm te slapen in zijn kasteel en sliep Léon eveneens terwijl Charles klaarwakker lag “onafgebroken aan haar te denken” (p. 347). Charles stierf uiteindelijk van liefdesverdriet na door iedereen te zijn verlaten (waarbij hij van Emma’s overspel kennis heeft genomen door middel van gevonden brieven aan Emma). Charles was de goedheid zelve – in contrast met de “verderfelijke” Emma – en vergaf zelfs Rodolphe toen hij hem tegenkwam (dat Rodolphe “nogal sullig, komisch zelfs en een beetje verachtelijk” (p.356) vond): zijn goed en sullig karakter alsmede zijn diepe, stabiele maar kalme, burgerlijke liefde lijkt niet te zijn opgewassen tegen de moderne wereld of vooruitgang vol hebzucht en hartstocht voor weelde en stormachtige affaires.
Symbolisme
Wellicht het minst goed uitgewerkte aspect van de roman is het symbolisme van een aantal zaken. De inktsmaak van het arsenicum als verwijzing naar het gif van romantische lectuur heb ik al genoemd. Maar er is veel meer. Zo staat bv. het opgedroogde bruidsboeket voor de teleurgestelde verwachtingen van het huwelijk en het verbranden ervan door Emma voor het ‘verbranden’ van haar huwelijk en leven door haar verlangens. Het terugkerend motief van de raam staat voor de mogelijkheid of hoop van Emma om aan haar grauwe bestaan te ontsnappen. De draaibank van Binet staat voor de monotone, non-productieve, decoratieve smaak van de middenklasse en wanneer Emma overweegt uit het raam te springen hoort ze de draaibank: het is de monotonie van haar leven die haar tot zelfmoord roept. De belangrijkste is de blinde zwerver die meerdere malen opduikt en zelfs een rol heeft bij Emma’s sterven: terwijl hij een mooi en onschuldig lijkend lied zingt dat symbolisch verwijst naar de schoonheid van Emma en de onschuld van haar dromen, staat zijn fysieke afzichtelijkheid voor de morele corruptie van haar ziel. Wanneer bij Emma's sterfbed het slot van zijn lied ondeugend (seksueel) blijkt, lacht Emma gruwzaam en sterft.
Conclusie
De roman gaat over hoe de romantische fantasie gedoemd is stuk te slaan op de rots van de werkelijkheid en aldus tot teleurstelling zal leiden. Tegelijk is de verbeelding wat de mens verheft boven zijn grauwe werkelijkheid en het burgerlijke leven dat bekrompen en schijnheilig is. Bovenal is de roman prachtig geschreven (nooit is in proza het saaie of ordinaire zo poëtisch beschreven), zowel geestig als ontroerend in de onmogelijke, tragische strijd om droom en werkelijkheid te verzoenen en houdt het de lezer een spiegel voor door z’n meedogenloos realisme waarin het met een fijne toets de saaiheid van het bestaan schildert en hoe we daaraan wensen te ontstijgen: Madame Bovary, c’est nous!
Het tweede deel zakt wat weg. Dat stuk rond die landbouwdag weet niet heel erg te boeien en het boek wordt wat stuurloos. Emma zelf is zoekende (en wordt nergens gelukkig van), maar het boek ook. Gaat het nu om de ontrouw of meer om het vinden van geluk (dat niet lukt) of meer om de enorme verspilling? Die drie zijn elkaars uitwerkingen, zeker, maar het geheel mist even wat focus.
Maar in het derde deel maakt Flaubert veel goed. Prachtig hoe hij in het hoofd van Emma kruipt en haar psyche perfect duidt en overbrengt op de lezer. De angsten die ze heeft zijn voelbaar, het gedrag dat ze vertoont begrijpelijk. En dan is de psyche van Emma de leidraad, en het hoe en waarom (dat meer naar voren kwam in het tweede deel) is minder van belang dan. Voor het gevoel meer focus. En bijna 175 jaar later nog altijd even relevant qua inhoud en fris qua uitwerking. Echt heel goed gedaan. 4,0*.