I
Dit is een zeer kort verhaal en verhaalt van Prince Prospero die besluit zichzelf met een groot gevolg op te sluiten in een deel van z’n kasteel om zo te ontsnappen aan de Red Death, welke vreselijke ziekte al de helft van de bevolking had uitgeroeid. Zich zo veilig gewaand binnen de muren wordt er elke dag feestgevierd en na een paar maanden geeft Prospero een ongekend schitterend en grotesk gemaskeerd bal maar dan verschijnt op dat bal een als de Rode Dood gemaskeerd figuur, achter welke verschijning niemand blijkt te zitten, waarna iedereen sterft: de Rode Dood was toch binnengekomen “like a thief in the night”.
Nu is de moraal van het verhaal duidelijk dat we niet kunnen ontsnappen aan de dood. Wat dat betreft speelt ook hier weer de tijd, waarvan net als in The Pit and the Pendulum van het jaar erop het verstrijken ons onherroepelijk steeds dichter bij de dood brengt, een hoofdrol: als een voorafschaduwing van de Red Death schrikt de feestende menigte telkens even als de klok in de zevende, zwarte kamer het volgende uur slaat totdat het Masker van de Rode Dood verschijnt als de klok 12 uur middernacht slaat.
De muur waarachter men zich verschuilt staat in bredere zin symbool voor de muren die we opwerpen tegen bedreigingen en gevaren maar zeker ook hebben de zeven kamers symbolische betekenissen, omdat ze zo uitdrukkelijk worden beschreven. De zeven kamers in verschillende kleuren zouden volgens veel critici verwijzen naar de zeven levensfasen die de mens doorloopt en die om die reden van het Oosten naar het Westen lopen zoals de op- en ondergaande zon. Ze verwijzen wellicht ook naar de zeven dagen van de week of naar de zeven doodzonden. Het verhaal kan zo ook staan voor een pessimistische visie op de huidige samenleving waarin we ons willen afsluiten voor de gevaarlijke (buiten)wereld en alleen maar willen feesten (“All these and security were within. Without was the "Red Death."”), welke onderdrukkende controle en decadentie de samenleving niet meer levensvatbaar maakt.
Het verhaal verwijst bovenal duidelijk naar Shakespeare’s The Tempest welk toneelstuk ook over (ditmaal een hertog) Prospero en een gemaskeerd bal gaat. Prospero bij Shakespeare is een man die – door middel van magie – volledige controle zoekt en de werkelijkheid met alle mensen om hem heen regisseert als een toneelstuk. Het gemaskeerde bal is zijn laatste ‘magische’ toneelstuk (en er is wel gesuggereerd dat Shakespeare hiermee aangaf zelf te stoppen met het schrijven van toneelstukken), dat hij onderbreekt om een moordplan tegen hem te verijdelen. Het stuk gaat over de relatie tussen kunst (de schepping van een illusie) en de werkelijkheid waarbij ook het leven zelf een toneelstuk of gemaskeerd bal is waarin iedereen zijn rol speelt (men vergelijke Oscar Wilde’s “The world is a stage, but the play is badly cast”). Ook Prospero bij Poe is een man die totale controle zoekt, zelfs over leven en dood door de Red Death buiten te houden, en ook zijn kasteel en bal zijn magisch (“He had a fine eye for colors and effects”) in z’n overweldigende glitter en glamour die zelfs dromen voortbrengen:
“Be sure they were grotesque. There were much glare and glitter and piquancy and phantasm (…) To and fro in the seven chambers there stalked, in fact, a multitude of dreams.”
En ook bij Poe wordt de bal verstoord, in dit geval door de verschijning van de dood: de werkelijkheid verstoort de illusie.
Zo’n masque (maskerade) was een festiviteit van toneel, muziek en dans en gold als de hoogste vorm van kunst (totdat het in de 17de eeuw werd vervangen door opera die er elementen van opnam). Het spektakel had de antimasque als inleiding of tussenspel dat een vrolijke, groteske dans was die de chaos en het onbeschaafde representeerde (later werd dit de farce) waarna de verschijning van de koning orde, beschaving en goedheid moest brengen in het spel. Het bijzondere aan Prospero’s masque bij Poe is dat die aldoor wordt beschreven als vrolijk, grotesk en chaotisch dus in feite als antimasque: het is de The Red Death die als (echte) koning verschijnt (en Prospero’s bewind blijkt een farce). Dit wordt nog eens benadrukt in de slotzin:
“And Darkness and Decay and the Red Death held illimitable dominion over all.”
Achter het masker van de Red Death zit niets, hetgeen naar mijn idee uitdrukt dat de dood onpersoonlijk is. The Red Death lijkt te appelleren aan The Black Death die iedereen gelijk maakte (en daarmee de moderniteit voorbereidde) zoals in een gedicht uit 1460 de Dood uitdrukkelijk de koning uitnodigt tot de danse macabre:
“Emperor, your sword won't help you out
Sceptre and crown are worthless here
I've taken you by the hand
For you must come to my dance”.
In Poe’s verhaal heeft de prins deze les van nederigheid nog niet geleerd en sterft hij als eerste omdat hij de dood achterna gaat uit woede dat de doodse verschijning zijn bal durft te verstoren.
II
Het masker staat natuurlijk voor het verhullen van wie je bent (en de liefde om anderen te ontmaskeren is altijd groot geweest): het masker kan zo staan voor de beschaving of schone schijn die verhult wie we werkelijk zijn of hoe onze toestand al in verval is. Tegelijkertijd was het masker populair in de Romantiek omdat het de ander tot een mysterie maakt. Bv. Heinrich Heine was dol op gemaskeerde ballen: “Wat doet het ertoe wie achter het masker zit?” en sprak van de Maskenfreiheit omdat het gevaarlijk kan zijn om je identiteit te tonen, zeker als Jood. Dat werd later de Joden tegengeworpen door antisemieten en het zou hun paranoia voeden: Joden zouden Duitsers imiteren zonder Duits te zijn. Onder invloed van Wagner en z’n antisemitische kring zou Nietzsche Heine een farceur en z'n werk een “elektrische fontein van kleuren” noemen (men vergelijke hoe Poe Prospero beschrijft) maar later contra de antisemieten de theorie ontwikkelen dat we allen slechts onze maskers zijn waarachter niets zit (er is geen ziel; we zijn in die zin allen Joden of als het masker van de Red Death). Dat heeft een postmodern aspect – we denken en spreken via andere teksten zonder ooit over de werkelijkheid zelf te spreken – maar Nietzsche vereenzelvigde zich ook met Heine als de archetypische en aldus decadente, sensualistische, parodistische en syfilitische Jood: “Jeder tiefe Geist braucht die Maske”. Nietzsche meende dat hij en Heine beiden leden aan syfilis welke ziekte niet alleen herinnert aan de sterfelijkheid en de dood – het lichaam van de syfilislijder valt als het ware letterlijk uit elkaar – maar dat ook een groot sociaal stigma van immoraliteit geeft die de lijder op zichzelf terugwerpt hetgeen hem dwingt zichzelf te reconstrueren (“Was mich nicht umbringt, macht mich stärker”). Je bent niets maar je kunt jezelf scheppen hetgeen je masker is. Volgens Nietzsche komt het grootse altijd uit groot lijden voort, maar daarvoor heeft het genie wel het masker nodig. Tot slot is van belang dat ‘syfilis’ naar de herder Syfilis is vernoemd die tegen Apollo in opstand kwam en daarom met deze ziekte zou zijn gestraft: Heine en Nietzsche spreken beiden over ‘de dood van God’ hetgeen zij kunnen doen vanuit hun positie als Syfilis.
Auteurs als Nietzsche (en Multatuli) maar zeker ook de romanticus en existentiefilosoof Kierkegaard bedienden zich aldoor van het masker als persona (Latijn voor: masker) waardoor wij spreken en waardoor zeker de kunst spreekt (zoals in de Griekse tragedie als antieke voorloper van de masque de toneelspelers door middel van maskers spraken om de verschillende personages uit te drukken). Het geeft ook uitdrukking aan de romantische notie van beweging en eenheid: we hebben geen vaste identiteit maar zijn veranderlijk en uiteindelijk kunnen we alles zijn of omvatten, al betreft het bij Kierkegaard de onoplosbare paradox die een ironische levenshouding vereist en een pad naar authenticiteit door middel van kiezen (of/of). Het werk van Edgar Allan Poe kent wellicht enige existentialistische thematiek, zoals de angst voor het Niets (de fascinatie voor de dood) en de noodzaak tot individuele zin- en betekenisgeving, en in nota bene hetzelfde jaar als dit verhaal van Poe verscheen, schreef Kierkegaard z’n dikke hoofdwerk Of/Of waarin het leven met een gemaskeerd bal wordt vergeleken:
“Het leven is een maskerade, zo leer je, en dat levert je onuitputtelijke stof tot vermaak, en nog altijd is het niemand gelukt je echt te leren kennen; want elke onthulling is steeds een bedrog (…) je bent namelijk niets, je bent er voortdurend alleen maar in relatie tot anderen, en wat je bent ben je door die relatie. (…) weet je dan niet dat er een middernachtelijk uur komt waarop eenieder zich moet demaskeren, denk je dat men zich voor middernacht stilletjes uit de voeten kan maken om het demasqué te ontlopen? (…) Of kun je je iets verschrikkelijkers voorstellen dan dat het erop zou uitlopen dat je wezen zich oploste in een veelheid, dat je werkelijk tot meerdere individuen werd, dat je net als die ongelukkigen die van demonen waren bezeten tot een legioen werd en je op die manier het innerlijkste, heiligste in een mens, de samenbindende macht van de persoonlijkheid verloren had? (…) je oefent je in de kunst voor iedereen een raadsel te worden (…) Maar vooral omwille van jezelf, omwille van je zielenheil – want ik weet geen zielstoestand die men beter als verlorenheid kan omschrijven –, maak een eind aan deze wilde vlucht, aan deze vernietigingshartstocht die in je ziedt.”
Kierkegaard schrijft hier nota bene zelf door middel van een dubbel masker: de tekst zou van rechter Wilhelm zijn en uitgegeven door Victor Eremita (Victor de Kluizenaar). Rechter Wilhelm bekritiseert hier de vermeend mysterieuze auteur van het eerste boek die een estheet is voor wie – gelijk Prospero van Shakespeare en Poe – het leven een serie scenes uit een toneelstuk is waarover hij de regie voert. Maar om een persoonlijkheid te verwerven en zichzelf te kunnen openbaren – om een authentiek leven te leiden – moet hij de sprong wagen van het esthetische stadium van het genot naar het ethische stadium van de plicht waarin hij verantwoordelijkheid neemt voor zijn leven. Heidegger sprak in dat verband van Sein-zum-Tode: de dood is geen einde maar het existentiële Niets dat als zodanig Angst oproept en het is deze angst die het (non-relationele) zelf openbaart en – als het zelf zichzelf wil – Gewissensruf en een authenthiek leven. Prospero is de estheet die niets liever doet dan de slingers ophangen bij het feestje dat voor hem het leven is; de Red Death is de demasqué die laat zien dat Prospero en z’n gasten – zoals Kierkegaard het zou zeggen – niets zijn, zodat ook achter hun maskers niets (geen persoonlijkheid) zat omdat zij zichzelf in wezen al hebben vernietigd.