
La Fête de l’Insignifiance - Milan Kundera (2013)
Alternatieve titel: Het Feest der Onbeduidendheid
Frans
Psychologisch
96 pagina's
Eerste druk: Adelphi,
Milaan (Italië)
De vrienden Alain, Ramon en Charles zijn op zoek naar het eindeloos goede humeur dat volgens de ernstige filosoof Hegel onontbeerlijk is voor de ware humor. Intussen denkt Alain over de navel als erotisch middelpunt van het lichaam, ontvlucht Ramon de lange rij bezoekers voor de engelen van Chagall, wil Charles een toneelstuk voor het marionettentheater schrijven en volhardt de voormalige acteur Caliban in zijn nep-Pakistaans waarmee hij niemand nog langer imponeert, behalve een Portugese dienstmeid.
Op weergaloze wijze roept Kundera ons in dit boek op ‘het feest der onbeduidendheid’ te vieren. ‘We moeten de onbeduidendheid niet alleen herkennen, we moeten van haar houden, van haar leren houden [...] de kinderen die lachen… zonder te weten waarom, is dat niet mooi?’
Bron
"Soms krijg je de indruk dat dit boekje al vervluchtigt terwijl je het leest. Dat heb je dan, met die onbeduidendheid."
Ik heb het gevoel dat die eigenschap van "vervluchtigen" altijd maar prominenter is geworden in Kundera's romans, vanaf La lenteur of L'identité. Ik zou van een alsmaar toenemende "ongrijpbaarheid" durven spreken, in sterk contrast met zijn oude Tsjechische romans. Of misschien zitten we - tenminste inhoudelijk-thematisch - juist heel dicht bij De ondraaglijke lichtheid van het bestaan ?
Wellicht heeft Kundera (weer) willen aantonen hoezeer mensen langs elkaar heen leven, hoe onbeduidend het bestaan is. Misschien is hij daar ook wel in geslaagd. Maar voegt Het feest der onbeduidendheid dan iets toe aan zijn oeuvre? Ik ben bang van niet. Ik was erg verheugd dat ik - zo onverwacht - nog iets nieuws van een van mijn favoriete auteurs kon lezen, maar voor nu houd ik het op een teleurstelling. Wie weet dat een tweede lezing mijn cijfer en waardering wat op kan krikken, dat zal dan niet de eerste keer zijn. Sowieso is Kundera lezen altijd al de 'moeite' waard om de vele (aanzetten tot) gedachtes en de soepele manier waarop alles is geschreven. Interessant is Kundera altijd, maar in vergelijking met zijn betere werken stelt zijn (voorlopig) laatste roman weinig voor.
"Face aux vivants, les morts ont une écrasante supériorité numérique, non seulement les morts de la fin de la guerre, mais tous les morts de tous les temps, les morts du passé, les morts de l'avenir ; sûrs de leur supériorité, ils se moquent de nous, ils se moquent de cette petite île de temps où nous vivons, de ce minuscule temps de la nouvelle Europe dont ils nous font comprendre toute l'insignifiance, toute la fugacité..."
Het is alsof hij hier zijn laatste boek, La fête de l'insignifiance, en meteen ook de "vluchtigheid" (fugacité) ervan, al aankondigt en duidt...

"Tegenover de levenden hebben de doden een verpletterend numeriek overwicht, niet alleen de doden van het einde van de oorlog, maar alle doden van alle tijden, de doden van het verleden, de doden van de toekomst; zeker van hun overwicht lachen ze ons uit, spotten ze met dat kleine tijdseilandje waarop wij leven, met die minuscule tijd [van het nieuwe Europa] waarvan ze ons heel de onbeduidendheid en heel de vluchtigheid doen inzien..."
Tegelijk (v)luchtig en gelaagd... net bladerdeeg...


"Het feest der onbeduidendheid is niet zozeer een roman, het is een Kundera-project: wanneer we de auteur zijn ideeën over en regels met betrekking tot het schrijven van een roman volgen, zou er zoiets als dit boek uitkomen. Dat maakt dit boek vooral tot een theoretische exercitie, een cerebrale fantasie. Leuk voor de fans, maar onbegrijpelijk voor wie dat niet is."
Neem nu bijvoorbeeld het intrigerende "verhaal" van de vrouw die van een brug springt om zichzelf en de foetus die ze draagt te verdrinken. Op het ogenblik dat je je aan de definitieve ontknoping verwacht, schrijft Kundera: "Op dat moment voelde Alain plots een heftige stoot tegen zijn schouder...". Van de vrouw en het hele verhaal is geen sprake meer, maar van Alain weten we wel dat hij een ongewenst kind was... Een gedachtespel van de zoon?
Of het patrijzenverhaal van Stalin. Wie vertelt het? Kundera legt het in de mond van Charles, die het heeft van Khrouchtchev, die zelf Stalin navertelt... En nadien zegt Charles dat het verhaal hem zo fascineert dat hij er een marionettentheater van zou willen maken. - Geen echt theater dan? "Nee, als dat verhaal door echte mensen zou gespeeld worden, zou het vals zijn. Niemand heeft het recht om te doen alsof hij een menselijk bestaan reconstrueert dat er niet meer is, of om een mens te creëren op basis van een marionet..."
Heerlijk toch?
"Niemand heeft het recht om te doen alsof hij een menselijk bestaan reconstrueert dat er niet meer is, of om een mens te creëren op basis van een marionet..."
Dit lijkt wel erg nauw aan te sluiten bij een gedachte die ik nu lees bij Luigi Pirandello, in zijn roman Uno, nessuno, centomila uit 1926!
"Con qual diritto do qui aspetto e voce ad altri fuori di me? Che ne so io? Come posso parlarne? Li vedo da fuori, e naturalmente quali sono per me cioè in una forma nella quale certo essi non si riconoscerebbero."
En ga je akkoord met hetgeen Jonathan Coe hier aangeeft als hindernis voor Kundera's "long-term reputation": "he does seem to see the world from an exclusively male viewpoint, and this does limit what might otherwise have been his limitless achievements as a novelist and essayist."?
Wat Coe op een gegeven moment zelfs zegt is dat dit androcentrisme het werk van Kundera vervormt (disfigured). Dit gaat mij veel te ver. Als een roman of een oeuvre altijd het hele leven zou moeten beschrijven, en alle facetten van de menselijke conditie, dan zou dat waar kunnen zijn. Dat is echter onmogelijk. Net zoals er oeuvres zijn die voornamelijk de vrouwelijke blik bestrijken (Woolf, Lessing) zijn er ook oeuvres die vooral vanuit de man kijken.
Daarnaast haalt Coe er dingen bij die er niks mee te maken hebben. Zo schrijft hij dat Kundera in zijn essaybundel over de Europese roman geen vrouwelijke auteurs noemt behalve Agathe Christie. Deze essaybundels zijn echter nadrukkelijk niet bedoeld als een volledig overzicht van de romangeschiedenis maar heel duidelijk Kundera's persoonlijke blik op een relatief beperkt aantal auteurs en boeken. En dan nog, zelfs als Kundera alleen maar mannelijke schrijvers leest, doet dat iets af aan zijn werk?
De stelling van Coe wordt bovendien tegengesproken door diens eigen suggestie dat er op het punt van "androcentrisme" een degressieve lijn zit in het oeuvre van Kundera. Het valt me namelijk op dat net die latere werken de minder populaire, resp. toegankelijke zijn! De eventueel verminderende reputatie (die vermeende "limit of his achievements as a novelist and essayist") lijkt mij dus allerminst met zogenaamd "androcentrisme" te maken te hebben, maar eerder met - onder andere - Kundera's groeiende literaire eigen-aardigheid, eigenzinnigheid en excentriciteit, soms ten koste van zijn vroeger zo geliefde verhaalkracht...
Mijn favoriete passage gaat over de dame La Franck op het feest van D'Ardelo. In plaats van een recensie te schrijven, ga ik dat stuk gewoon citeren:
[...] ze had haar vriend verloren, van wie ze zo hartstochtelijk had gehouden dat haar verdriet dankzij een magisch decreet uit de hemel was getranssubstantieerd in euforie, waardoor haar levenslust was verhonderdvoudigd. Hij observeerde haar: ze stak canapés in haar mond, en haar gezicht werd vertrokken door energieke kauwbewegingen.
Toen D'Ardelo's dochter (Ramon kende haar van gezicht) de beroemde slankheid zag, bleef haar mond stilstaan (zij kauwde ook ergens op) en haar benen begonnen te rennen: 'Lieve!' Ze wilde haar omhelzen maar het bord dat de beroemde vrouw voor haar buik had weerhield haar ervan.
'Lieve,' herhaalde ze, terwijl La Franck een grote homp brood met salami naar binnen werkte. Omdat ze niet alles in één keer kon doorslikken, gebruikte ze haar tong om de hap in de ruimte tussen haar kiezen en haar wang te duwen; vervolgens probeerde ze meet veel moeite een paar woorden tegen het meisje te zeggen, dat niets begreep.
Ramon zette een paar stappen naar voren om hen van dichtbij te observeren. De jonge D'Ardelo slikte alles door wat ze zelf in haar mond had en verklaarde met klinkende stem: 'Ik weet alles, ik weet alles! Maar we zullen u nooit laten vereenzamen! Nooit!'
Met haar ogen strak in de leegte gericht (Ramon begreep dat ze niet wist wie er tegen haar praatte) bracht La Franck een deel van het stuk naar het midden van haar mond, kauwde het, slikte er de helft van weg en zei: 'De mens is niets dan eenzaamheid.'
'O, dat is zo waar!' riep de jonge D'Ardelo.
'Een eenzaamheid omringd door eenzaamheden,' voegde La Franck eraan toe, verzwolg toen de rest, draaide zich om en liep ergens anders heen.
Zonder dat Ramon het besefte tekende er zich lichtjes een geamuseerde glimlach op zijn gezicht af.
Zie de mens. Om je te bescheuren (vooral dat bord voor de buik
