Mijn eerste Kundera bevalt zeker. Zoals door Arnie al aangehaald is het begrip "nostalgie" het centrale thema. Dit valt op verschillende manieren te definiëren vertelt het internet mij: "verlangen naar vroeger" of (hier toepasselijker) "smachtend verlangen in het buitenland om te kunnen terugkeren naar het eigen land, de eigen omgeving en het ouderlijke of eigen huis; betreft zowel plaats als tijd". Ergens treedt er zelfs een diagnose op: "gebrek aan nostalgie". Maar nostalgie blijkt een stervend dier te zijn.
Zodra men terug keert naar het vaderland blijkt daar vaak niet veel meer heel van te zijn, althans, de herinneringen vallen aan duigen. Dit kan enerzijds zijn omdat het land is veranderd, maar zo blijkt in deze roman, ook de persoon in kwestie kan zich zo aan nieuwe land aan hebben gepast dat ze zich vervreemd van haar geboorteland. Dit kan in kleine details zitten, zoals de passage waarin Irena een kistje wijn meeneemt, ze heeft immers de wijn leren waarderen in Frankrijk, maar haar vriendinnen de voorkeur geven aan bier en Irena daarom zelfs een beetje belachelijk maken. Uiteindelijk zijn ze zo dronken dat ze toch maar aan die wijn beginnen.
Dan blijkt het dat er geen land is voor emigranten: in Tsjechië is de jonge vrouw een Franse, in Frankrijk een Tsjechische. Het wordt niet gezegd, maar we snappen het allemaal. Hier lijkt een tweede thema zich te ontvouwen: landsgrenzen zijn kunstmatig (zeker in Oost-Europa), maar thuis is een gevoel. En gevoelens kunnen wegebben.
Er worden een aantal parallellen aangesneden in de essay-achtig intermezzo's waarin de Odyssee een belangrijke plaats inneemt, maar die ik eigenlijk wat minder interessant vond dan deze twee. Allereerst is er het verhaal van Schönberg, de Joodse componist, die stelt dat dankzij hem de Duitse muziek nog zeker honderd jaar de belangrijkste in de wereld zal zijn. Ironisch genoeg doet dat denken aan het Honderdjarige Duitse Rijk, en vanwege de nazi's ontvlucht Schönberg Duitsland, naar Amerika. Zo makkelijk kun je van land wisselen, ook al heb je daarvoor arrogant verkondigd dat jij de Duitse muziek de hoogste status laat behouden.
Dan is er een tweede verhaal, dat over een grote IJslandse dichter, Jónas Hallgrímsson, die dronken van de trap afvalt, daardoor een infectie krijgt en daar weer aan sterft. Hij wordt begraven in het vijandige Kopenhagen. Bijna honderd jaar later bezoekt de geest van die dichter een rijke IJslandse industrieel en vertelt hem dat hij, als groot nationalist zijnde, begraven wil worden in IJsland. In elk geval staat het vast dat deze rijke vent naar Kopenhagen ging om de botten op te halen, daarbij het graf vindt, maar er liggen zoveel botten dat hij niet weet wie Hallgrímsson überhaupt is. "Terug" naar IJsland heeft hij een Deense slager meegenomen, althans diens stoffelijk overschot, maar besluit dat geheim te houden en zegt iedereen dat het hier om de IJslandse patriot gaat, niet om een Deen die evenzoveel van zijn vaderland hield. Dit lijkt een onderstreping te zijn van dat een land maar een geografisch iets is zolang er geen gevoel bij is, want een dode voelt natuurlijk niets.
Boeiende roman dus, waarin naast de verhaaltjes over de terugkerende immigranten, een aantal afdwalingen wordt gepresenteerd die de kerngedachte dat een land pas een land is als er een gevoel bij komt kijken, en verder vrij inwisselbaar is, sterk onderstreept.