Ons dorp ademt nieuwe Duitse geschiedenissen
Begin dit jaar was het voor mij al prima vertoeven in Burgdorf in 'Stones from the River' (1994) van Ursula Hegi. Burgdorf is een fictief Duits dorp aan de Rijn voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Waar bonkige boerenmeisjes met vlechten in hun haren knoedels, pretzels, mutzen en andere lokale lekkernijen klaarmaken. Ondertussen zien zij met lede ogen aan hoe twee oorlogen hun kleine plattelandsbestaan wezenlijk aan het beïnvloeden is. In 'Vor dem Fest' (2014) neemt de van oorsprong Bosnische auteur - Saša Stanišić- ons als lezer mee op een exotische trip door het archetypische Duitse stadje Fürstenfelde. Zo één waar het ganse dorp zich opmaakt voor een pittoresk volksfeest; onbegrijpelijk voor buitenstaanders maar bij de inwoners roept het een verwachtingsvol verlangen op. De oorlog echoot in de verte mee in het dorpsgebeuren, maar het is maar één van de vele geschiedenissen in de kakofonie van sagen, mythen, geschiedenissen en sterke verhalen die het narratief kleuren.
Ursula Hegi en Saša Stanišić hebben met elkaar gemeen dat ze vanuit hun positie als buitenstaanders een licht werpen op identiteitsvraagstukken over de Duitse identiteit in heden en verleden. Het Duitsland van deze twee buitenstaanders staat namelijk bol van de geschiedenissen. Sommige geschiedenissen zijn te pijnlijk en kunnen niet gemakkelijk omarmd worden. Het (neo-) nazisme en de DDR/BRD. Andere historiën roepen trots op naar het rijke culturele verleden van wereldliteratuur, wetenschap en filosofie. De Heimat als een melancholische plek vol tegenstrijdigheden, waar het nationalisme en de gemeenschapszin onverwerkte trauma’s én een nostalgisch verlangen oproepen. Afkeer naar de vernietigende werking van nationalisme en populisme, maar tegelijkertijd de onmogelijkheid om weg te kijken van hoe de identiteit beïnvloedt blijft worden door het Duitsland in al haar botsende facetten.
'Vor dem Fest' is op zijn best als het van inwoner naar inwoner springt in het pittoreske Fürstenfelde. Nergens in het verhaal wordt de alwetende verteller gekoppeld aan een specifiek personage, maar het lijkt een personificatie te zijn van de eenstemmigheid in de dorpsgemeenschap; een ‘ons’ die namens de ganse gemeenschap spreekt. Of is het 'de echte auteur' die zich vanuit zijn Bosnische herkomst in de geschiedenissen van de Fürstenfelders weet te wurmen en met hen mee schrijft aan de nieuwe kronieken van hun gemeenschap!? In ieder geval heeft deze verteller een rijkgeschakeerd palet aan kleurrijke personages om de dorpsgemeenschap mee te kunnen schetsen.
Zo waadt de kunstenares, mevrouw Kranz, met haar lieslaarzen door de modder, om het beste gezichtspunt te vinden waarmee zij een overzicht kan geven voor haar nieuwste Heimat-schilderij. Meneer Schramm, een Bosnische kolonel, dwaalt rond met een geladen pistool, wachtend op het moment dat hij de loop op zijn slaap zet en zijn oorlogstrauma weg knalt. De jeugdige Johann maakt zich klaar voor zijn klokkenluidersexamen terwijl de jonge Anna door de nacht jogt. Mevrouw Schwermuth bewaakt het plaatselijke archief als een moederlijke hen waarvan de eieren gestolen dreigen te worden door een vraatzuchtige vos. In tegenstelling tot al de menselijke karakters heeft het vosje in de verhaallijn geen herinneringen aan het verleden. Het vosje neemt alleen waar en hoopt de eieren te kunnen vinden die haar pasgeboren kroost door de aankomende dag helpt.
Stanišić beschrijft zijn personages liefdevol als imperfecte figuren. Ze zijn ontroerend in hun vaak lachwekkende pogingen om het verleden te willen openrijten, te verdoezelen, te ontkennen, te vervormen of te veranderen. Daarom is het knap gevonden dat de verwachtingsvolle opmaat naar het volksfeest- het verhaal speelt zich op één nacht af- een actieve gebeurtenis is, die tevens diep ingebed zit in rituelen, dogma's, opvattingen en herinneringen. Het verleden wordt met nieuwe handelingen steeds opnieuw tot heden gemaakt, waarbij verleden en heden ineengestrengeld raken tot een niet meer te kunnen ontwarren kluwen. De oorspronkelijke kern is niet meer traceerbaar en wordt steeds opnieuw opgevuld door de komst van nieuw ontstane geschiedenissen.
Misschien ligt het meer aan de ongelukkige Nederlandse vertaling dan aan het oorspronkelijke werk, maar datzelfde enerverende spel tussen heden en verleden wordt te ver doorgevoerd naar mijn smaak. Het blijkt namelijk dat de rijke dorpsgeschiedenissen letterlijk in de tekst verwerkt worden. Niet door subtiele verwijzingen hier en daar, maar door bladzijden lange passages die geschreven zijn in het soort Middeleeuws Nederlands uit de albums van Suske en Wiske. Een postmoderne knipoog die in zijn gebrek aan subtiliteit een onoverkomelijke stijlbreuk vormt op de prettig melancholische passages in de tegenwoordige tijd. De roman ging bij mij meer slepen dan dat de vele intertekstuele verwijzingen en narratieve trucjes me bij de lurven wisten te pakken. Zonde, want de kleurrijke personages waren aimabel genoeg om op zichzelf te kunnen staan zonder de geforceerde poespas eromheen.