Bijzonder hoe ik de stijl van een auteur na veertig jaar herken, bij mij waarschijnlijk onder invloed van verfilmde boektitels van Wolkers die ik heb gezien. Naast het rauwe, de korte zinnen, zijn de nodige poep- plas- en kots scènes bijna kenmerkend.
En ook al vind ik de stijl niet overal even mooi, ondanks de korte zinnen hier en daar ietsje langdradig; ik blijf geboeid door Ruwiel, door zijn geschiedenis.
Het boek is wat mij betreft doordrenkt met het thema (verlangen naar)
Bevrijding versus gevangen blijven in ... Dat begint al op de eerste pagina, als in de vroege morgen op Bevrijdingsdag een vlag nog halfstok hangt en kort erna het opruimen van de symbolische bromfiets.
Mooi samenhangend fragment vind ik in die zin:
In de gang en de keuken veegde hij de roestige schilfers die van de bromfiets gevallen waren op. Toen hij op de waranda het blik in een nieuwe vuilniszak leegde, zag hij dat op de plaats waar de bromfiets gestaan had een laag roestige zanderige aarde vermengd met stof lag waar aan de buitenkant dikke polletjes mos omheen gegroeid zaten als een rand fluweel. Op zijn hurken ging hij erbij zitten en begon de aangekoekte plakkaat met het blik bijeen te schuiven. Het begin van een woestijn. Barre grond doorvlochten met kokosvezeltjes en pluisjes van het uitkloppen van de matten en kleedjes. Onder zo'n antieke bromfiets in een sluier van plastic heeft zich in amper twintig jaar een complete zandplaat afgezet. Na eeuwen zou dat roestige karkas op de top van een piramide van huisvuil een waaizand hebben gestaan. Zou Corry toch nog een monument gekregen hebben.
4,5*