Théobald Michau, Édouard Frenhofer, René Magritte, Joke van Leeuwen en Woody Allen
Net voordat ik deze debuutroman van Bregje Hofstede las, had ik ‘
Vrije vormen’ van
Joke van Leeuwen gelezen (dat is alweer een tijdje geleden - ik loop wat achter), en toevallig passen deze twee romans best goed bij elkaar. Zo speelt in beide boeken beeldende kunst een belangrijke rol, draagt de omgeving waarin de twee verhalen zich afspelen speciale betekenis en worden allebei de romans naar het einde toe helaas wat vervelend.
‘
De hemel boven Parijs’ is volgens mij een zeer goed voorbeeld van een nadrukkelijk geconstrueerde roman. Hofstede heeft duidelijk doorheen de roman thematische lijntjes uitgezet waarmee ze allerlei verbindingen legt, waardoor het boek een prettige kluwen betekenis is met een fijne zweem pretentie eroverheen om nog eens fijn over na te denken.
Zo wordt Oliviers relatie tot de liefde (of dit nu Mathilde, Sofie of Sylvie is) in verband gebracht met de schilder Theobald (uit de derde versie van Sofie’s essay) die uit angst voor imperfectie nooit aan zijn meesterwerk begon. Elders in het boek is er weer een verband met Olivier die Sylvie bespioneert wanneer zij zich opmaakt (geweldige scène trouwens) en de schilder Frenhofer (uit de eerste versie van Sofie’s essay) die in plaats van een schilderij van een vrouw “slechts een muur van verf” maakte.
Zo zijn er talloze (vaak erg subtiele) verbindingen in de roman te leggen. Ik lees op het internet dat veel mensen Sofie’s essays irritant en overbodig vinden, maar ik vind ze toch echt een essentieel onderdeel van deze roman.
Een ander leuk dingetje heeft te maken met de hoofdstukken: de genummerde hoofdstukken zijn namelijk geschreven vanuit Olivier. Naast de genummerde hoofdstukken bevat de roman ook nog hoofdstukken die ‘Sofie’ heten, waarin de focalisatie bij Sofie ligt. Eén keer doorbreekt Hofstede dit, namelijk in het één na laatste hoofdstuk (Vierendertig). Dit korte, genummerde hoofdstuk lijkt namelijk geschreven vanuit Sofie - Olivier komt hier zelfs niet eens in voor. Doordat het hoofdstuk tóch genummerd is, rijst de vraag of hier de focalisatie misschien ook niet gewoon toch bij Olivier ligt, en dat zou kunnen betekenen dat dat hoofdstuk over Sofie misschien een hersenspinsel van Olivier is.
Verder lijken spiegels nog een betekenisdragende rol te spelen: regelmatig bekijken personages zichzelf, of in ieder geval hun spiegelbeeld om zichzelf vervolgens niet te herkennen. (Dit gegeven is wel goed gevisualiseerd op de omslag van de herdruk waarop een René Magrittesque afbeelding prijkt.) Met name Sofie verkeert in een soort identiteitscrisis, doordat Olivier continu zijn oude geliefde Mathilde op haar projecteert. Deze crisis neemt op een gegeven moment zelfs post-modernistische vormen aan als Sofie en Mathilde in elkaar over lijken te lopen als waterverf en soms zelfs samen lijken te vloeien.
Wat mij verder nog opviel, is dat slechte LAT-relatie van Olivier en Sylvie zelfs in de vertellerstekst naar voren lijkt te komen: als Olivier en Sylvie elkaar kussen, staat namelijk vaak telkens nadrukkelijk vernoemd wáár (‘
Ze drukte een kus op de hand naast haar gezicht.’, ‘
Ze kuste hem op ‘zijn lippen.’, ‘
Hij kuste haar voorhoofd.’, ‘
Hij kuste haar mond dicht.’, ‘
Hij kuste haar hals.’), terwijl Olivier en Mathilde gewoon elkaar kussen (‘
Zij kuste hem.’). Dat vond ik wel opvallend.
Een ander leuk aspect is de rol voor de stad Parijs. Parijs is voor Olivier eigenlijk één grote opslagplaats van zijn herinneringen aan Mathilde. De stad is doorheen het boek nadrukkelijk aanwezig, zoals Mathilde aldoor aanwezig is in Oliviers bewustzijn. De vele (semi-)intellectuele gesprekken over kunst in combinatie met de drie- of zelfs vierhoeksverhouding in combinatie met de grote hoeveelheid dialogen in combinatie met de navelstaarderij in combinatie met de grote rol voor de (wereld)stad waarin het geheel zich afspeelt, deed mij soms ietwat Woody Allen-esque aan, in positieve zin. Het feit dat Olivier, net zoals Woody Allen vaak, welbeschouwd een egocentrisch, vervelend personage is, draagt hier ook wel wat aan bij. Doordat Parijs voor Olivier onlosmakelijk verbonden is met Mathilde, is het ook mooi dat
Olivier en Sofie aan het einde ook “van de kaart” verdwijnen.
Al met al bevat het werk dus voldoende leuks. Wat ik hierboven noem is nog maar een schijntje van alle interessante dingen: ik heb het nog niet eens gehad over het hele gedoe met Paul Bonnard, Billy, Sofie en haar moeder en de bijzondere rol van tijd in het boek. Toch weerhoudt iets mij van een hogere waardering. Naar het einde toe begon ik het boek toch wat vervelend te vinden. Ik was de personages wat beu aan het worden, misschien omdat hun gedachten en handelingen toch wat repetitief waren. Ook ontspoorde het verhaal op het einde iets te veel naar mijn smaak. (‘
Vrije vormen’ van
Joke van Leeuwen leed ook wat aan dat euvel. Alsof er een climax ingezet wordt om er een eind aan te breien.) Verder vond ik Hofstede’s schrijfstijl hier en daar wat gekunsteld overkomen, met name in de beeldspraken. Neem nou “
zijn pik stootte als een babyvoetje in haar buik”. Ik vermoed dat Hofstede het zo geschreven heeft, omdat de buik in kwestie een zwangere buik is, en er dus aan twee kanten ‘babyvoetjes’ stoten (één echte en één erectie), maar het beeld is eigenlijk vooral raar, gekunsteld en gewoon lelijk. En zo zijn er meer mislukte metaforen: ergens anders in het boek schrijft Hofstede bijvoorbeeld over “vlezige adem”. Dat soort rare beeldspraken werken niet en leiden af.
Hoewel Bregje Hofstede dus hier en daar, wat mij betreft, in haar schrijven wat missers maakt en het einde nogal
over-the-top en lelijk geschreven is, wordt dit alles wel gecompenseerd met een geweldige zweem van betekenis, enkele geweldige scènes (Sylvia die zich opmaakt, Sofie die Billy nauwkeurig bekijkt alsof het om een buitenaards wezen gaat, Olivier en Sofie die in een winkelcentrum helemaal opgaan in hun fantasie…) en lekker veel dialoog.
Misschien heeft Bregje Hofstede in
De Groene Amsterdammer zelf wel het beste omschreven wat er aan het boek scheelt: "
Het zit vrij goed in elkaar, maar het mist een hart."