Niet zelden heb ik een zwak voor de underdog, voor diegene die niet krijgt wat hij verdient en die desondanks blijft geloven in zijn eigen kunnen. Niet omdat hij onverschillig is, misschien niet eens omdat hij gelooft in eigen kunnen, maar omdat hij niet anders kan. Daar denk ik aan bij het lezen van de boeken van John Fante. Hij heeft tijdens zijn leven nooit de erkenning gekregen die hij later, na zijn dood, wel kreeg. En toch wordt hij niet veel gelezen. Zonde, eeuwig zonde omdat zijn proza zo rijk is, zo onweerstaanbaar wrang, schrijnend en tegelijk warm en wonderschoon.
West of Rome bestaat uit twee novelles, My Dog Stupid en The Orgy. Opnieuw zijn de hoofdpersonages verslagen mannen. Hardwerkende mannen die niet hebben gekregen wat ze misschien zouden verdienen en ondanks alles wel blijven hopen. Ja, de gelijkenis met de schrijver zelf is nooit ver weg. Al was het maar omdat de personages, zoals ook in zijn andere boeken, mensen zijn met een Italiaanse achtergrond.
In het eerste verhaal staat een man centraal die op een dag een hond in zijn tuin vindt, een enorm beest dat in eerste instantie zelfs doet denken aan een beer. Zijn vrouw wil het beest weg hebben, maar de man zou niet weten hoe hij dat moet doen. Op een gegeven wordt er besloten dat ze de hond, die inmiddels de naam Stupid draagt, houden. Dit gebeurt na een gevecht met een andere hond. De hoofdpersoon ziet in de hond zijn redding: iemand die voor hem gevechten kan winnen, iemand die hem aanzien kan geven. Maar je weet al dat dit niet meer gaat lukken. Het sarcasme druipt ervan af als man en vrouw op een avond een ritueel opvoeren en elkaar, onder het genot van een aantal flessen wijn, vertellen over hoe goed de kinderen het doen. Alles wat ze zeggen is het tegenovergestelde en is daardoor extra wrang. Zo zien ze het al voor zich, wie weet worden ze grootouders en ze stellen zich voor hoe het zou zijn om opnieuw kleine kinderen in huis te hebben.
She sighed. “Our own grandchildren, filling the house with laughter once more!”
“You sure you don’t mind, diapers and all that?”
“Those dear little bottoms. I’d love it!”
Maar niets is minder waar. Zo gaat het spelletje nog een tijdje door. Als de kinderen op een avond komen eten en op het moment suprème besluiten niet mee te eten, maar naar het strand te gaan is de leegte, de eenzaamheid schrijnend, als papa en mama alleen bij de tafel blijven zitten.
We lit the candles and sat down to the funeral, the casket of lasagne between us. There was no weeping over the bereavement, no show of emotion. We had need for one another in this hour and we remained courageously silent. There was something heroic about Harriet, a tragic gallantry as she drank deeply the chilled wine and was not ashamed to smile. She filled her glass and drank again, and I thought she drank too fast, too defiantly.
She looked at me and said: “You’re drinking too fast.”
Waanzinnig. Ze doen toch de kaarsen aan en zeggen niets. Terwijl de een denkt dat de ander te snel drinkt, noemt de ander het. Wat een bedroefde situatie. En toch staat het woord courageously in deze passage, en heroic. Zo mooi. Ontroerend. En die emotie, die hierboven niet getoond wordt, maar wel voelbaar is, wordt even later, als een van de kinderen dan daadwerkelijk uit huis is, pas echt zichtbaar. Papa gaat op het bed van zijn dochter liggen en hij laat herinneringen boven komen.
Over the phone she laughed and said that I could have her bedroom now (…). A few minutes later I slipped into the room, lay on her pillow and got a whiff of her scented hair as I looked at her dolls sitting along the top of the walls staring at me with glass eyes. I thought, oh shit, and started to cry, remembering that I spanked her severely when she was eight.
Ook de tweede novelle is schitterend geschreven. Nu zien we alles vanuit het oogpunt van een jongen die leert dat het leven voor zijn vader niet zo eenvoudig is, dat vader en moeder anders over bepaalde zaken denken. Zoals in alle verhalen speelt onschuld, en het verliezen van daarvan, een grote rol. Ook is religie, hoe kan het ook anders met een Italiaanse achtergrond, nooit ver weg. Een collega van vader is atheïst. Voor moeder is het onbegrijpelijk dat vader deze man het huis in wil laten. Vader is ongelukkig, arm en gaat samen met deze collega op zoek naar goud. De jongen gaat naar de kerk en bidt voor betere tijden.
I prayed like a flame, a torch. I crackled. I hissed. I was consumed. It seemed like from that moment my life changed and I was reborn, a new person.
Alles gaat veranderen, totdat hij thuis komt en zijn moeder vraagt of alles wel goed gaat.
I said I was fine and walked away. The flame was last burning out, the magic flacking away. The people around me were too real, too mortal, fat women on the arms of their husbands, prune-faced old ladies on unsteady legs, kids yapping and shoving, and puddles of mud from last night’s rain.
Ja, je mag wel stellen dat John Fante één van mijn favoriete schrijvers is. Er is niet veel meer wat ik van hem nog moet lezen. Het liefst zou ik mijn geheugen wissen en opnieuw beginnen. Ik zou deze goudmijn vanaf het begin weer willen ontdekken. Laat ik gewoon dit koesteren, het idee dat er nog steeds een paar boeken te ontdekken zijn. En dan is er nog altijd de mogelijkheid, ook al doe ik dat zelden of nooit, om alles eens rustig te herlezen. Al was het maar omdat deze vergeten schrijver nooit weer vergeten mag worden.