1953, een Franciscaner slotklooster/jongenspensionaat aan de Nederlands-Duitse grens. De zesentwintigjarige wees Eldert Haman begint er les te geven als (leken)leraar Duits. Bijna onopgemerkt wordt zijn lekenstaat omgebogen, tenietgedaan, tot hij werkelijk toetreedt. In dit boek lezen we broeder Bonaventura's, zoals hij nu door het leven gaat, bloedstollende relaas.
Vanaf blz 1 deelt de lezer in de klappen, letterlijk en figuurlijk. De beschrijvingen van de verstikkende en liefdeloze sfeer in deze 'opvoedburcht' doen pijn, raken je. De angst, bij al die jongens permanent aanwezig, is voelbaar. De vernederingen, verbaal en lichamelijk ervaar je mee.
Bij de intrede van de Duitse* bullebak Mansuetus verkilt de sfeer nog meer, wordt er een versnelling hoger geschakeld. Het blijft niet meer bij bevelend gesnauw en bij de blijkbaar hoognodige lijfstraffen. Nee, het gaat verder, veel verder. Verder dan elk liefdevol mens voor mogelijk acht. (en anno 2014 door iedereen gekend)
Jeroen Brouwer's weerzin en walging voor de roomse kerk druipt van elke pagina. De verontwaardiging voor het aangedane leed door een instituut dat zich boven alles en iedereen verheven voelt gulpt als een lavastroom uit dit boek. De schrijver ontbindt al zijn duivels (om in de sfeer te blijven) wanneer hij bijna fulminerend maar toch onderkoeld en cynisch (ja) de geplogenheden en gebruiken van de katholieke riten rediculiseert.
Dit boek is stilistisch weergaloos, de gedetailleerde beschrijvingen (vb van het aanvoelen van een pij in ruwe stof op de huid) fenomenaal. De rake karakterschetsen en trage mooie opbouw zorgen ervoor dat de lezer wordt meegevoerd naar deze hel. Voeg daar nog een zeer grote maatschappelijke relevantie bij en je krijgt, voor mij dan toch, een perfect boek. Een boek dat ik nooit meer zal vergeten, nooit.
Jeroen Brouwers geselt en slaat zoals ook zij geselden en sloegen, niet met het Hout maar met woorden.
Het beste boek dat ik in 2014 mocht lezen.
5*
* Het feit dat de grootste schoft en bullebak een Duitser is deed me in het begin de wenkbrauwen fronsen. Waarom? dacht ik. Er zijn in Vlaanderen en Nederland voorbeelden legio van dergelijke zwijnen. Tot de Bisschop toe. Achteraf begreep ik waarom. De schrijver vergelijkt de roomse kerk met het nazisme. Dezelfde indoctrinatie, dezelfde verheerlijking.
Een voorbeeld: (het betreft het symbool van het hakenkruis):
Een zwart beest met geknakte poten in een witte bol op een bloedrood veld. Door de Führer zelf ontworpen. Vraatzuchtig met die poten door alles heen ratelend, alles vermorzelend, vermalend, verpulverend tot alleen angst overbleef. Dezelfde angst die hier heerst. Dezelfde misdaden onder een ander symbool, ook gekruist als een x, maar rechtop