Zoals de ballon een instrument is en was voor wie de lucht wil(de) koloniseren, zo is (en was) het verleden de alaambak waarin de schrijver grabbelt naar het geschikte materiaal. Daarbuiten zijn we bezeten door het concept waarheid; mogen we het binnenskamers, tussen de vier behaaglijke muren van de literatuur, alsjeblieft vergeten? Mogen we ons niet afvragen wat echt is, wat vals, wat half waar, wat half verzonnen? Mogen we een veer of een krantensnipper worden onderhevig aan windhozen, drukgebieden, stormen van het begerige hart? Begeerte is zoiets sympathiek als ambitie (‘De zonde van hoogte’) – Nadars ongedurige streven dat omkaderd wordt door niets anders dan huiselijke warmte. Begeerte is het krachtigste aller kruiden, dat van de liefde (‘Op vaste bodem’) – het heelt, het laaft, het breekt, het schaadt. Begeerte is een proces, zoals ook rouw een proces is (‘Het verlies van diepte’) – rouw als horizontaal werkende kracht, terwijl verdriet (en liefde met haar) verticaal op een persoon ingrijpen, van kop tot teen, onvermolmd. ‘Hoogteverschillen’ lijkt amper gecomponeerd (los van de leidmotieven natuurlijk, ik bedoel dus, op meta-structureel gebied), en toch is het interessant stil te staan bij de compositie; Barnes beschrijft er de driestemmigheid van een leven in...de mens die almaar hoger reikt in zijn passies, die zich alle aardse genoegens aanmeet in de liefde, die door de bodem wil zinken wanneer het om sterven gaat, in een zinloos streven naar hereniging. Literair vertaalt zich dat naar een efemeer eerste, een uitgepuurd tweede en een donker, afgemeten slotdeel. Alsof Barnes de taal zelf thematisch aanwendt: stijl die onderhevig wordt aan inhoud, terwijl de bedachtzame, reflectieve schrijvershand er toch in herkenbaar blijft. De levels of life behelzen eigenlijk een langgerekt zakken – is het leven iets anders dan een niet-bewegwijzerde afdaling naar de put, een put die we nota bene proberen te ontkennen door onze as (in de nabije toekomst) in de ruimte te laten schieten? Vanop de hoogte leerden we naar onszelf kijken, maar ook van onderen uit (het perspectief van de stoel?) kunnen we een verrassend zicht krijgen op onszelf. Barnes’ getheoretiseer heeft echter niets speels meer in de finale, een die wranger, realistischer, dwingender aandoet, ja, van zodra het weiland om te landen (de dood, de dood!) in zicht komt. Elke landing is onzacht, maar elk aanmeren (weg uit de oceaan van het verdriet) genereert de mogelijkheid van een nieuw opstijgen. En afhankelijk van hoe de wind zit, wordt een mens op ijle hoogte weer onderhevig aan de ondefinieerbare krachten die het leven bestieren.
(4* en om The Independent na te praten: "om te herlezen en te herlezen en...")