Wie verstaat de bewoner het best?
Na het lezen van het in 2013 uitgekomen 'Yemma' heb ik het boek eerst een paar dagen laten bezinken omdat het van alles oproept. Het is niet alleen autobiografisch omdat het over auteur Mohammed Benzakour en zijn moeder gaat. Yemma, dat onder andere in het Arabisch moeder betekent, verbleef destijds ongeveer een jaar in een zorginstelling. Je kunt het boek ook breder dan autobiografisch lezen, als een aanklacht tegen het reilen en zeilen binnen veel revalidatie- en verpleeghuizen al dan niet met een heterogene of homogene groep bewoners. Waarbij het uitmaakt kleinschalig of grootschalig, wel of niet gerenoveerd: want laten we wel zijn ‘een gedeelde kamer met onbekende mannen en vrouwen als eindstation’ komt gelukkig volgens mij nog zelden voor. Dat bleef Yemma echter niet bespaard en is denk ik voor vrijwel niemand een wens. Maar ook al zijn er nu meer ruimten met eigen slaapplek, badkamer en leefhoek(je), met een structurele onderbezetting en op de een of andere manier in bijna al die zorginstellingen urinegeur in de gangen zijn het plekken “waar ik nog niet dood gevonden wil worden …”. Aldus mijn vader die in zo’n huis stierf, aldus mijn moeder die er momenteel verblijft. En net als Mohammed Benzakour denk ik soms “Waarom niet dat laatste stukje waardigheid gegund?” op van die dagen als de gedachte opplopt dat de dood verlost …
Is dit ‘dus’ een naar en vervelend boek om te lezen? Nee, allerminst en net als
dit boek vind ik het tragikomisch geschreven. Met eveneens n.m.m. goed gestelde zingevingsvragen. Ik denk ongeacht religie of juist geen religie, levensvragen zijn levensvragen. Inderdaad kan een andere cultuur een handicap extra zijn, toch zijn ontoereikende therapieën en - communicatiemiddelen vaak ook voor andere/overige bewoners ontoereikend. Net als de (on)wil òf (on)mogelijkheden binnen een huis frustrerend kunnen zijn. Een bewoner moet het 'treffen' in de vaak ervaren 'gevangenis'.
Dan is auteur MB bijna de ‘durfal’ van de klas en haalt soms streken uit die ik kan waarderen. Tijdens de bezoeken een dutje doen in de ‘rouwkamer’ bijvoorbeeld waar verder geen hond zit maar er door personeel buitenproportioneel op wordt gereageerd. Of op speurtocht door het huis naar een plek waar Yemma wel het meegebrachte vertrouwde voedsel kan oppeuzelen. Zelfs neemt MB zijn moeder in haar rolstoel mee naar een acupuncturist als er 50 centimeter sneeuw ligt, geen taxi rijdt, in de hoop dat deze wel soelaas biedt waar logopedie faalt. De uitkomst met gebrek aan passende uitleg laat zich raden …
Ik vraag me oprecht af of andere zorginstellingen met een homogene groep bewoners zoveel beter zijn als er al plek is. Zo is er het
Rosa Spier Huis huis voor kunstenaars waar bijvoorbeeld Ramses Shaffy op een dieet van één fles wijn per dag zijn laatste dagen sleet, zo zijn er voor
cultuurspecifieke huizen met waarschijnlijk nòg langere wachtlijsten en/of gaan ze failliet danwel liggen ze aan
de andere kant van het land. Particuliere instellingen zijn meestal
onbetaalbaar voor de 'gewone' sterveling. Zou de aardappel, rijst of pasta daar beter smaken? Hoe zit het daar met de personeelsbezetting? Als die o.k. is waarom kan dat dan wel daar en elders niet?
Soms is het echt noodzakelijk dat een ouder of andere geliefde opgenomen moet worden in een zorginstelling. Daarbij blijft m.i. inzet danwel nabijheid van naaste familieleden van essentieel belang, wie verstaat de unieke bewoner met zijn of haar gebruiksaanwijzing het best? Dàt maakt MB zonder meer duidelijk. Een hartverwarmend, intiem portret van een moeder en haar zoon.