Van Casteren gaat min of meer op dezelfde wijze te werk als Niña Weijers deed met haar Cassandra, in de zin van er van alles bij halen, verbanden leggen, parallellen trekken, kortom: een bredere blik werpen op de hoofdzaak door middel van associëren. Van Casteren doet dat hoofdzakelijk met boeken. Al wordt dat refereren naar romans me op een gegeven moment net iets teveel van het goede, dat gebeurde op het moment dat Virginia Woolf genoemd werd in één enkel zinnetje (dat de eigenaar van het been misschien ook de rivier was ingelopen). Ingrid Jonker wordt ook nog genoemd.
Desalniettemin zorgt dat 'afdwalen' voor een rijker geheel, ook al wordt een zaak er niet mee opgelost of zelfs maar een bepaalde richting ingestuurd.
Het boek is absoluut een pageturner, met droge humor (
"Misschien drukte het been op deze plek het gaspedaal eens stevig in" of
"Waarom in vredesnaam begraaf je een been? Je begraaft toch ook geen vinger?")
Grappig is ook dat het hier net iets anders werkt dan doorgaans het geval in een roman; de protagonist wordt niet laag bij laag afgepeld, maar wordt juist steeds 'vleziger', meer mens zeg maar. Al is de ontwikkeling ongeveer hetzelfde natuurlijk haha..
Het is wel teveel 'en toen, en toen'- proza, vind ik persoonlijk.
Gisteren heb ik overigens naar aanleiding van het boek een wandeling langs de IJssel gemaakt tussen Olst en Wijhe en heb ik ook maar meteen een bezoek gebracht aan 'het been', of beter gezegd: aan het graf van het been, dat nog altijd begraven ligt op de begraafplaats van het gehucht 'Den Nul'.
Een weinig bijzondere begraafplaats verder.
Gelukkig ben ik door een aardige mevrouw aldaar geholpen bij het zoeken naar het graf (dat niet meer is dan een stenen paaltje dat boven de grond uitsteekt), want zowat de hele begraafplaats stond vol met van dat soort paaltjes.
"Bij de kindergraafjes", zei ze nog. Moet dat niet 'kindergrafjes' zijn? Het klinkt wel zachter, inderdaad. Dus zei ik het ook maar op haar manier.
Ik vroeg haar nog of er veel mensen voor dat graf kwamen, want ik had ergens gelezen dat het inmiddels een bedevaartsoord geworden is. Valt mee zegt ze, nou ja, mensen lezen dat boek en dan komen ze hier kijken. Iemand als ik dus.
Waarschijnlijk had ik het zonder haar hulp niet kunnen vinden, want de paaltjes waren nogal aangetast en de nummers niet goed te lezen.
Uiteindelijk voelde het een beetje ongepast om daar als een soort van ramptoerist bij dat paaltje te staan, in nabijheid van al die arme kinderen.
