De andere mogelijkheid [om dood te gaan, eRCee] eindigde op dezelfde manier. Alleen kondigde deze zich aan. Eerst klonk in de verte het brullen van een getergd dier. Dof en kreunend, een geluid dat met niets te vergelijken was. Het drong als een kreet over enkele werst heen. Twee-, driemaal brulde het, dan kwam het krijsen van een ontstemd orgel. Een verlamming maakte zich meester van de frontsector. Het rikketik van de machinegeweren brak af. De scherpschutters trokken hun karabijnen binnen de borstwering. De mannen achter de granaatwerpers schoven naar elkaar toe. Op de lippen van de stukscommandanten stierf het bevel weg. Ook de ordonnans liep langzamer. Dan brak het los. Ontelbare bliksemschichten rukten het bos uiteen. Bijna vijftig granaten ontploften tegen de stammen of op de grond. Een oorverdovend gedreun. Vuur, kruitdamp, vuistgrote stukken koper, aarde, stof. De manschappen van een batterij wentelden zich met vier kanonnen, opgestapelde munitiekisten, kardoezen, apparatuur en paarden in de modder. Een uur later barstte het los over de veldkeuken. Chauffeurs, bijrijders, broodmaaltijden voor zestig man en honderd liter waterige soep werden in alle windrichtingen verstrooid. Na een paar minuten gierde het neer op een compagnie die ter aflossing naar het front marcheerde: tachtig man, in de loop van een week achter het front moeizaam opgefrist, gepoetste laarzen, gereinigde wapens. De veertig man die de loopgraaf bereikten, waren smerig, met bloed besmeurd, gedemoraliseerd. Twee uur, twee dagen, twee weken. Ergens rolde een tankeenheid aan. In de beschutting van een laagte in het terrein riep de commandant zijn bemanningen bijeen voor een laatste bespreking. Een geluid aan de horizon. Vijf, zes seconden beklemmend zwijgen. Vanuit het niets barstten de granaten. Geschreeuw. Scherven regenden op lege tanks. De jongste officier had moeite voldoende bestuurders te vinden om de twaalf tanks met hun dode bemanningen weer naar het achterland te brengen. En allen die het beven van de aarde voelden, en de rook van de detonaties naar de hemel zagen opstijgen, dankten (afhankelijk van hun gedachten) het noodlot of God dat anderen getroffen, en zij nog eenmaal gespaard gebleven waren. Ook de ordonnans, die neergeknield was en zijn handen voor zijn gezicht had geslagen, dankte zijn voorzienigheid. Zo zag de andere mogelijkheid eruit.