Naar verluidt geschreven bij wijze van weddenschap. Wat een soort moderne stationsroman had moeten worden – Claus had naar men zegt al gretig het voorschot geïnd – werd op nog geen maand tijd ineens ‘De Metsiers’. En inderdaad, ondanks de perfect uitgekiende wisselende perspectieven, die samen een verhaal boetseren waaruit een naargeestig doch broeierig tijdsbeeld opdoemt, voelt de lezer een zekere koortsige urgentie.
Claus, die zich destijds in de eerste plaats als schilder profileerde, gaat inderdaad schijnbaar figuratief te werk: hij capteert zijn personages als uiteenlopende identiteiten, die elk met zowel innerlijke als extrinsieke demonen af te rekenen hebben. De auteur schrijft daar tegelijk subtiel en teder over, zowel als keihard en onbeschoft. Die bevreemdende mix, die ook vandaag nog ontregelend aandoet, zou Claus’ handelsmerk worden. Zonder opsmuk, en toch atypisch dichterlijk.
Het verhaal werkt toe naar een spannende en tragische apotheose, waarin het meest complexloze en uitgepuurde karakter met de fataliteit van het bestaan geconfronteerd wordt. Dat zowat alles – abortus, incest, overspel, jacht, ja zelfs een verleden in de collaboratie – zich in de illegaliteit afspeelt, letterlijk aan de rand van een burgerlijk Vlaams dorpje op het platteland, verhevigt de intrinsieke dramatiek, waarin mensen elkaar naar het leven staan, onmogelijk verliefd zijn, hun lusten niet weten te temperen, met God overhoop liggen, of geworpen zijn tussen thuis en elders. Dat Claus zijn personages slechts summier uitwerkt, maakt dat zij model kunnen blijven staan voor de mens in zijn algemeenheid, en dat de thema’s ook los van de puriteinse context van het naoorlogse Vlaanderen heden ten dage overeind blijven.
Enkele losse eindjes waarbij biografische gegevens van personages onduidelijk blijven, doen ietwat afbreuk aan wat verder een grandioos debuut is. Bijna het cliché van wat we ‘clausiaans’ kunnen noemen: onbarmhartig, en toch zalvend in zijn puurheid. ‘De Metsiers’ is trouwens vlotter, toegankelijker en psychologisch intrigerender dan Faulkners ‘As I Lay Dying’, waar het omwille van de verspringende perspectieven niet ten onrechte dikwijls mee vergeleken is. Een compliment dat kan tellen, toch?
3,25*