Mooi verweeft Jung Chang de persoonlijke geschiedenissen van haarzelf, haar moeder en grootmoeder met de woelige ontwikkelingen op nationale schaal. In 550 pagina’s passeren er zo’n 70 jaren. Met zo’n anderhalve maand per pagina ligt het tempo dus erg hoog. Vooral in de eerste helft eigenlijk te hoog. In de tweede helft, de jaren van haar eigen opgroeien, is er meer ruimte voor persoonlijke bespiegelingen en raakt de vertelling meer in balans. Heel knap maakt ze inzichtelijk hoe de onnavolgbare politieke ontwikkelingen in de Mao-jaren hun uitwerking hadden op de onderlinge verhoudingen in de samenleving. De mentaliteit van inschikkelijkheid en de angstcultuur die heerste blijkt een vruchtbare bodem voor steeds extremere uitwassen.
Als jong meisje ging ook de auteur zelf mee in de verering van Mao, ondanks alle ellende die ze om zich heen zag. Dat is vanuit het besef in wat voor totaal andere tijd, omstandigheden en cultuur ze leefde vreemd genoeg wel inleefbaar. Ergens weet ze begrijpelijk te maken hoe zo’n enorm land zo volledig kon ontsporen. Niet te verwarren met begrip natuurlijk, want de hoeveelheid naargeestig gedrag en excessief geweld die voorbij komt is enorm. Net zo goed valt op wat juist nagenoeg afwezig is, zoals liefde, seksualiteit, menselijke warmte, zelfontplooiing, religie, esthetiek en zo nog wat basale menselijke zaken waar ze sporadisch over schrijft maar waar schrijnend weinig ruimte voor is in deze samenleving.
De stijl van Jung Chang is sober en nergens literair. Wilde Zwanen is, ondanks de dichterlijke vrijheid die ze ongetwijfeld hier en daar genomen zal hebben, in de eerste plaats non-fictie. Maar wel van het soort dat je volledig kan onderdompelen in een andere wereld en minstens zoveel over de menselijke natuur te zeggen heeft als de beste fictie.