Het lezen van dagboeken is doorgaans niet mijn favoriete tijdverdrijf, maar voor Hans Christian Andersen maakte ik graag een uitzondering. Sprookjesschrijver, dat moet wel het zeldzaamste beroep ter wereld zijn. Er leefden in die tijd welgeteld drie (beroemde) sprookjesschrijvers, waarvan twee ook nog eens elkaars broer. Andersen hield gedurende zijn leven als sprookjesschrijver een dagboek bij en schreef vele, vele brieven. Ik las
Nooit Rijk, Nooit Tevreden, Nooit Verliefd dat vermoed ik net als
Mit Livs Eventyr maar een kleine selectie bevat van het originele materiaal, volgens het voorwoord slechts 3 %. In Denemarken zijn de volledige correspondenties en dagboeken in de jaren zeventig van de vorige eeuw uitgegeven, waar het sindsdien in elke boekhandel te koop is. Het boek dat ik las loopt in elk geval door tot aan zijn dood in 1875.
Hier en daar noteerde Andersen in zijn dagboek Griekse letters en later een +. Dit deed hij vermoedelijk als hij gemasturbeerd had. Tegenwoordig doen we daar niet meer moeilijk over, in de 19e eeuw lag dat natuurlijk heel anders. In de Deense thriller
Nattevagten uit 1994 wordt overigens ook aan dit opmerkelijke feitje gerefereerd, als twee vrienden na een avondje stappen onderweg naar huis even stilstaan bij een standbeeld van Andersen.
Andersen reisde veel - op 10 november 1840 ging hij voor het eerst met de trein en was diep onder de indruk van de grote snelheid ervan - en ontmoette door heel Europa veel beroemde persoonlijkheden als Victor Hugo en Charles Dickens. Als zoon van een arme schoenmaker genoot hij van alle aandacht. Ook Nederland deed hij aan: Amsterdam, Den Haag, Leiden, Rotterdam, Deventer, waar het jaarmarkt was en prachtige huizen staan en wafelkraampjes, bij Moerdijk in de trein gestapt naar Parijs..
Nederland, een bijzonder vriendelijke en propere indruk, alle stadjes zien er zeer welvarend uit. Nederland is de idylle van Europa! Niet Zwitserland. Hij verbaast zich wel over het feit dat er in Nederlandse theaters gerookt mag worden.
Andersen noteerde van alles over zijn gezondheid, kleine en grote kwalen, waarbij kiespijn de boventoon voerde. Al in 1925, hij is dan twintig, schrijft Andersen dat hij last heeft van kiespijn, waarschijnlijk een tandvleesontsteking die in deze tijd makkelijk verholpen had kunnen worden. In 1872 komt hier het sprookje
Tante Kiespijn uit voort. Een paar maanden voor zijn dood, hij gebruikt dan al morfine, vermoedelijk leverkanker, schrijft hij een zinnetje op wat ik toch wel erg grappig vond:
[...] Champagne gedronken, waar ik misselijk van werd. Omgeven worden door idioten is afschuwelijk! wat moet ik niet doorstaan!
