An Account of Wat Appeared on Opening the Coffin of King Charles the First - Henry Halford (1813)
Engels
Historisch
22 pagina's
Eerste druk: Nichols, Son & Bentley,
Londen (Verenigd Koninkrijk)
Koning Karel I van Engeland was een man met een sterke wil die eindeloos ruziede met het parlement. De burgeroorlog leidde tot een rechtzaak waarbij hij schuld bevonden werd aan hoogverraad. Op 30 januari 1649 werd hij voor het paleis van Whitehall onthoofd. Een begrafenis in Westminster Abbey werd geweigerd, dus werd hij te rusten gelegd in St. George's Chapel op Windsor Castle. Zijn lichaam is sindsdien twee keer opgegraven. Na de executie werd zijn hoofd de volgende dag weer aan het lichaam vastgenaaid, en het lichaam werd rustig naar Windsor gevaren, en bijgezet in de tombe van Hendrik VIII op 8 februari 1649. Dhr. Herbert, valet van de koning, wist de locatie van het graf, maar heeft dit nooit aan iemand onthuld. Na de dood van Herbert, aan het begin van de volgende eeuw waren arbeiders bezig met het bouwen van een tombe in St. George's Chapel, toen opgemerkt werd dat de tombe van Hendrik VIII drie doodskisten bevatte. De grootste was van Hendrik VIII, en men nam aan dat de kleinere van Johanna Seymour, Hendriks derde vrouw, was. Men dacht dat dederde van Karel I was, en de prins-regent gaf opdracht de kist te openen om te kijken of dit werkelijk die van Karel I was. Toen de kist werd geopend was Henry Halford hierbij aanwezig en tekende onderliggende verslag op.