Net als in
Para laat David Van Reybrouck in deze twee monologen telkens een Belg aan het woord die een bijzondere band heeft met Afrika en op een eigenzinnige manier naar het continent kijkt. In
Die Siel van die Mier is het een entomoloog oftewel insectenkenner die uitgebreid het gedrag van de termiet heeft bestudeerd, in
Missie een missionaris die naar Congo trok om het woord van de Heer te verkondigen en de lokale bevolking te helpen.
Twee memorabele vertellers zijn het. Met ontzag doet de entomoloog de ijzersterke organisatie van de termietenheuvel uit de doeken, terwijl hij zijn eigen privéleven ziet verbrokkelen. Zijn studenten vertelt hij gepassioneerd over zijn veldonderzoek, terwijl achter die façade persoonlijke tragedies schuilgaan. De missionaris dist dan weer een stroom aan herinneringen op over zijn roeping en zijn jaren in Congo, telkens voorzien van zijn eigenzinnige commentaar.
Net als in
Para krijgt de verteller geen weerwoord. De missionaris mag dan wel met de nobelste bedoelingen naar Congo vertrokken zijn, zijn betoog loopt over van het paternalisme. Maar dat tekent ook weer net het karakter van dit personage: hij is iemand die het allemaal beter meent te weten, terwijl onder de oppervlakte heel wat zelftwijfel sluimert.
Waar
Para echter vormelijk een prachtig geheel vormt (een gewezen militair vertelt zijn verhaal aan een bepaald publiek), is dat bij deze monologen minder het geval.
Die Siel van die Mier begint als een college dat de entomoloog aan de universiteit geeft, en net wanneer je denkt dat het wat langdradig begint te worden, schakelt de vertelling plots over op veldnotities en verborgen gehouden herinneringen.
Missie is helemaal een lappendeken van anekdotes, onthouden gesprekken, getuigenissen en gestamel. Misschien komt het omdat ik de monologen enkel gelezen heb en nooit op de planken heb gezien, maar ik mis wat een kloppend hart, een innerlijke noodzaak voor de verteller om het verhaal zo te vertellen, om net daar te beginnen en daar te eindigen. Zeker
Missie had nog eindeloos kunnen doorgaan en verder uitwaaieren. Toch zijn dit twee uiterst lezenswaardige theatermonologen, die ongelooflijk sterk gedocumenteerd zijn en heel de tijd weten te boeien.