Tabula Rasa
Lance Armstrong is onmiskenbaar één van de grootste wielrenners die de wereld ooit gekend heeft, en zeker de saaiste, althans, in deel twee van zijn loopbaan. In een boek over Armstrong valt dan ook niet veel te vertellen over de sensationele zeges van de man, over legendarische bergetappes, over spectaculaire solo's in ijsregen en sneeuwstormen. Hij fietste 5 weken per jaar serieus; 1,5 week vóór en 3,5 week tijdens de Tour de France (en dan nog maar enkele dagen).
De schrijver moet het dus hebben van het leven naast de wielerloopbaan van Armstrong, dat door Armstrongs persoonlijkheid en zijn medische geschiedenis wel interessant is. In dit boek kiest Mart Smeets er voor om per hoofdstukje (stuk of 30) een aspect van Armstrongs leven te pakken, en daar een zelfbedachte "Lance-factor" uit te peuren. De Lance-factor wordt dan ongeveer gezien als de mate waarin Armstrong controle over zijn leven, zijn loopbaan, zijn gezin, zijn vrienden, zijn ploegmakkers, zijn sponsors, zijn alles en nog wat wil uitoefenen. De Lance-factor is de mate waarin Armstrong zijn wil op wil leggen aan de wereld, en die is bij Armstrong erg groot.
Armstrong wordt neergezet als een rancuneus baasje dat slecht tegen verlies kan en altijd wraak wil nemen als hij verslagen is. Een goede eigenschap voor iemand die de top in de sport wil bereiken, een slechte eigenschap voor iemand die een geliefd sporter wil zijn. Dit laatste zeker als je niet in staat bent je rancune te maskeren.
Dit boek is geschreven, of toch gepubliceerd, vlak voor de finale van de dopinggeruchten rond Armstrong, die uiteindelijk tot zijn val leidden. Armstrong heeft nog een paar zeges van voor 1997 op zijn naam staan, de rest is hem ontnomen.
Het is aannemelijk dat Smeets, die een vervelende pedante toon aanslaat in dit boek, niet verwacht had dat Armstrong uiteindelijk pootje gelicht zou worden, maar gezien het ontstellend aantal vijanden dat de oud-coureur tijdens zijn carrière maakte, onder ploegmaten, collega's van andere ploegen, journalisten, officials en zo nog meer, is dit toch ook niet heel verwonderlijk.
Dát Armstrong doping gebruikte stond nauwelijks buiten kijf - alle (sub)toppers in die tijd (en daarvoor en daarna ook nog) gebruikten doping, en bijna allemaal (Ullrich, Zülle, Pantani, Basso, Frigo, Zabel...) zijn gepakt, of uit koers gehaald wegens verdachte omstandigheden. De hele ploeg van Armstrong in zijn gouden jaren inclusief. Dat er dan zo intensief op die ene persoon gejaagd wordt, tot jaren na zijn grote zeges, komt louter door zijn eigen agressieve verweer en zijn eigen akelige bejegening van anderen. (Vergelijk bijvoorbeeld met Virenque, ook zo iemand die duidelijk gedoopt is geweest maar nooit gepakt is: die maakte veel minder vijanden).
Smeets probeert de indruk te wekken dat hij neutraal staat tegenover de dopinggeruchten, en dat je niemand mag beschuldigen als je geen bewijs hebt, maar ondertussen presenteert Smeets zich wel als "goede journalist" die toch echt wel heeft durven vragen aan Armstong of hij doping gebruikte. Maar Armstrong ontkende dan, en meer kun je volgens Smeets niet doen. Gelukkig waren er elders journalisten die dat wel deden en onderzochten hoe één en ander in elkaar stak. Die worden door Smeets dan lafjes "kefhonden" genoemd. Geruchtmakende artikelen tegen Armstrong worden als "niets bijzonders" afgedaan, en Smeets verlaagt zich zelfs door in een boek over Armstrong zijn eigen straatje schoon te vegen en zich te beklagen over mensen die hem geen goede journalist vinden. Op bijna huilerige toon schrijft Smeets over zichzelf dat hij een keurige journalist is die aan journalistieke waarheidsvinding doet op een nette manier.
Hierbij moest ik denken aan hoe Smeets indertijd Jeroen Blijlevens bejegende na, of tijdens, de zwarte Tour van 1998, waarin o.a. de TVM ploeg zwaar onder vuur kwam te liggen. Smeets vroeg aan Blijlevens of hij wel eens doping had geslikt en Blijlevens bekende noch ontkende maar reposteerde met: "Ik ben nooit gepakt". Een beetje journalist vraagt dan door en zet Blijlevens voor het blok: liegen of bekennen. Want het antwoord van Blijlevens was natuurlijk al een verkapte bekenning. Smeets hield gewoon zijn mond dicht en ging simpel een ander vraagje stellen, of maakte een eind aan het interview. Keurige journalistiek, Mart, keurig nette waarheidsvinding. Niet voor niets trok Smeets dit boek snel terug van de lijst voor de NS-publieksprijs toen bekend was geworden dat Armstrong de Sjaak was. Smeets commentaar daarover zegt veel: ''Ik heb dit boek 3 jaar geleden geschreven vanuit mijn werkelijkheid. De waarheid heeft mijn werkelijkheid inmiddels ingehaald". (Dit zei Smeets vóór oktober 2012, terwijl de Tour 2010, en het definitieve afscheid van Armstrong begin 2011 ook in dit boek staan.... drie jaar, Mart ?)
Voor mij is dit het tweede boek van Smeets, en het is me nog minder bevallen dan het eerste. Zoals Smeets op televisie altijd al de aandacht op zichzelf wil vestigen, is het in zijn boeken eigenlijk nog erger. Voortdurend betrekt Smeets zichzelf, zijn geweldigheid, zijn grootsheid, zijn fatsoen, zijn morele superieuriteit en zijn opgeblazen ego in het verhaal. Over Armstrong wil ik nog wel meer lezen, want het is me ook na het lezen van dit boek nog altijd een raadsel waarom iemand die van alles en nog wat dat god en de UCI verboden hebben geslikt heeft en daar aanvankelijk mee wegkwam, na het eind van zijn carrière nog een comeback maakte. Wat hij daar mee wilde bewijzen, hoe dat zich verhoudt tot de Lance-factor, ontgaat me volkomen, en is naar mijn idee Smeets ook volkomen ontgaan.
Informatief, maar tenenkrommend.