Weinig schrijvers uit de Benelux zijn zo omstreden als Jeroen Brouwers. Met het verschijnen van ‘Datumloze Dagen’ en het weigeren van diverse literaire prijzen, wist de in België woonachtige Nederlander eens te meer de nodige media-heisa op te wekken en een debat te openen over de financiële kant van het schrijverschap. Slechts weinigen zullen hem zijn consequente houding in deze affaire nadoen, en dat siert. Desondanks hangt nog steeds een zweem van mysterie rond de figuur van Brouwers: waarom alle erkentelijkheid weigeren, als vele blijken van waardering op die manier aan je voorbij gaan?
In een bepaald opzicht biedt ‘Bezonken Rood’ antwoorden op de resterende vragen. In deze beschouwelijke litanie over leven en dood schrijft Brouwers immers meermaals dat hij “niemand nodig heeft en het liefst alleen in een hoekje zou wegkruipen”. Toch gaat hij niet kopje onder in zelfmedelijden, integendeel. Zijn worsteling met de existentie is eerlijk, zo juist weet Brouwers de woorden te kiezen. En dat hij precies met die woorden een nog dieper gevecht aangaat, kan amper toeval zijn. Het resultaat is een stilistisch nogal droge roman met een grote vaart; alsof de woorden in een langgerekte zucht op papier zijn verschenen.
Centraal in deze roman staan Brouwers’ belevenissen in het Tjideng-kamp, waar hij met zijn moeder en zus doorheen de Tweede Wereldoorlog opgesloten zat - een stuk van zijn verleden waar hij nooit echt mee heeft kunnen afrekenen. Pas met de dood van zijn moeder borrelen de trauma’s terug op en moet Brouwers alles van zich af schrijven om verder te kunnen. De rol van die moederfiguur in deze verschrikkelijke situatie stelt Brouwers in het begin nog in vraag, maar naarmate ‘Bezonken Rood’ vordert openbaart zich een immense liefde. Brouwers is een gebroken figuur, die gezien heeft hoe wat hem lief was, werd toegetakeld. Sedertdien kan de man zich niet meer binden. Angst en beelden van terreur regeren over zijn verlangen naar warmte. Hoe tragisch kan een mensenleven zijn?
Bepaalde schrijvers zouden zo’n pijnlijk gegeven slechts een luttele keer als literair middel aanwenden, maar bij Brouwers is het een constante doorheen zijn oeuvre. De personages in bijvoorbeeld ‘Geheime Kamers’ of ‘Datumloze Dagen’ dragen evenzeer de sporen van dit “verdwaald zijn in het doolhof van het leven”. ‘Bezonken Rood’ is echter nog een stuk persoonlijker, omdat Brouwers expliciet zegt dat hij zijn verleden van zich af schrijft. “Een schrijver leeft zijn leven tweemaal: een eerste keer overkomt het hem, een tweede keer tijdens het schrijven.” In casu wellicht een bijzonder hachelijke aangelegenheid voor de auteur.
De lezer voelt bovendien dat het Brouwers niet te doen was om de lezers, laat staan de verkoopcijfers. In bevreemdende sequenties, waarin hij de gedaante van de kleuter Jeroen Brouwers aanneemt, klautert hij terug naar de gedachtewereld van weleer. Met gruwelijke precisie en in klare taal beschrijft Brouwers de vernederingen die hij en zijn moeder moesten ondergaan. Het beeld dat het kind toen van zijn moeder kreeg, schemert door in zijn verdere leven. Na de zoveelste vernedering volgt de ontwapenende gedachte: “Geef mij een nieuwe moeder, want deze is kapot.”
‘Bezonken Rood’ is echter niet alleen een persoonlijk verwerkingsproces waarin de lezer gemakkelijk meegaat, ook stelt Jeroen Brouwers een belangrijke vraag: waarom is dit stuk geschiedenis vergeten? “De vernederingen zijn voor de veteranen een stille dood gestorven, geheten mildheid”, aldus Brouwers. Als zijn familieleden de kamp-tijd in herinnering nemen, overheerst een soort nostalgie, zweert de auteur. Echter, de wreedheden laten zich vergelijken met wat de Joden in de concentratiekampen moesten ondergaan, en toch stellen de slachtoffers het zich tot doel deze gruwel in de vergetelheid te laten vervallen. Omdat de herinnering té pijnlijk is?
Brouwers ziet met lede ogen toe hoe de mazen van het net hem verstrikken, terwijl niemand hem te hulp schiet, of kan schieten...en de wereld doet alsof er niets gebeurd is. Daarom zit Brouwers nog steeds vast in zijn kindertijd, daarom staat hij nog steeds waar zijn moeder hem zei te blijven staan. Deze man is gebroken. Kapot. Maar schrijven lukt nog net…en hoe.