Ik vond de voorkant en de pentekeningen (men kan zien dat hier een zeer begenadigd grafica aan het werk is) die ik zag bij het doorbladeren al fantastisch, en wist dat de eend op de voorkant (die jammer genoeg, bij mijn weten, niet in het verhaal terugkomt) me nog dringend zou blijven aanstaren van de nog-te-lezenstapel. Nu ben ik niet anatidaefobisch, dus ik wist dat het menens was, en dat ik het maar gauw moest lezen.
Nu is de stijl ook exemplarisch voor een dichteres aan het werk: de zinnen worden behandeld als waren ze strofen uit een gedicht. Hierbij werden de regels door slechts een komma van elkaar gescheiden. Dit leverde zeer mooie, vaak dromerige zinnen op, die perfect passen binnen een verhaal dat zich toch grotendeels afspeelt binnen de denkwereld van de stervende oude vrouw.
Nu waren er meerdere verhalen, die langzaamaan steeds meer door elkaar liepen. Ze weidden wel vaak uit, maar dan zonder per se duidelijkheid te scheppen aan de onderliggende structuur. Nu is dat binnen een droomwereld wel goed te praten, maar de lengte van de verhalen, met enorm veel precisie binnen de fictie, maakte ze niet altijd even (blijvend) boeiend.
Op het eind komt natuurlijk wel alles samen, maar duidelijker werd het niet, noch kwamen enkele details uit de uitgebreide verhalen allemaal even zo zeer terug, zodat ik dacht: waarom heb ik al deze teksten gelezen? Enkele details kwamen wel terug, maar dan geheel in andere, onverwachte vorm. Dat lijkt dan een correlatie aan te geven, maar welke precies weet ik niet.
Zo is de neventitel ‘Het geheime huwelijk’ voor mij niet opgehelderd. Ook de opdracht van de feuilletonvorm, ‘voor Bertha met de grote voeten’, is zeker leuk en ietwat speels, maar verduidelijkt is het niet.
Het aller-einde vond ik wel ontroerend.
Maar de verhaalstructuur, met veel parallelle verhalen die elkaar niet geheel kruisten, soms weer wel, en de parallelpaden die op het einde elkaar haast dwangmatig moesten kruisen (persoonlijkheden en identiteiten die met elkaar verwisselden, geheel nieuwe personages die bruusk het toneel op komen rennen); het leek haast een farce op het eind, met iets wat plots als een detective aandeed van een niveau onder Sherlock Holmes (die bij naam genoemd wordt, evenals Arsène Lupin). Het zal wel zo bedoeld zijn; de oude vrouw sterft steeds meer, en we zitten per slot van rekening in haar verbeelding. Dan vervagen dingen wel opzettelijk, me dunkt.
Ik ben wel dergelijk geïntrigeerd, dat ik meer wil lezen van deze auteur. Het frappeert me wel dat dit interessante werk onbekend is gebleven, ondanks de F. Borderwijkprijs die het kreeg (toen nog de Vijverbergprijs geheten).