menu

Hê Kainê Diathêkê - Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes (367)

Alternatieve titels: Het Nieuwe Testament | Novum Testamentum | Η Καινη Διαθηκη

mijn stem
4,02 (21)
21 stemmen

Oudgrieks
Verhalenbundel
Esoterisch / Historisch

466 pagina's
Eerste druk: Athanasius, Alexandrië (Egypte)

De evangeliën (Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes) zijn de eerste vier boeken; zij geven elk een beschrijving van het leven van Jezus Christus zoals geboorte, onderwijs, wonderen, conflicten, kruisiging, sterven, dood en opstanding. Het vijfde boek, de Handelingen, begint met de Hemelvaart van Jezus Christus, gevolgd door de beschrijving van de uitstorting van de Heilige Geest. Hierna volgt een uiteenzetting van het ontstaan en de groei van de eerste christelijke gemeenschappen plus al het wel en wee waarmee zij worden geconfronteerd. De tweede helft is geheel gewijd aan de wederwaardigheden en de zendingsreizen van de apostel Paulus. Over het algemeen gaat men ervan uit dat dit boek geschreven is door Lucas, die mogelijk een leerling van Paulus was. De Brieven zijn door prominente christenen van het eerste uur (vooral Paulus) aan concrete personen of aan christelijke gemeenschappen geschreven en geven diverse uiteenzettingen van de christelijke geloofsleer en de praktische toepassing ervan. Het laatste boek van het Nieuwe Testament, de Openbaring van Johannes, is overwegend apocalyptisch van aard en staat daardoor geheel op zichzelf. In vaak zinnebeeldige taal wordt er een voorstelling gegeven van hoe het er aan het einde der tijden aan toe zal gaan.

zoeken in:
avatar van Bassievrucht
5,0
Naast de wonderbaarlijke verhalen over Jezus is het laatste hoofdstuk Openbaringen toch vooral heel bruut en gaaf.

avatar van slowgaze
Gekregen van een stel mensen die ons studenten wilden bekeren, een heel goedkope versie met van die heel dunne velletjes papier die je als vloeitjes kunt gebruiken, maar ik rook toch niet. Afijn, misschien ga ik er eens in lezen.

5,0
De evangelieën vind ik nog steeds top. De rest van het nieuwe testament vind ik tegenwoordig heel obscuur, daar kom ik niet meer doorheen. Toch 5 punten wegens de geweldige evangelieën.

avatar van Wandelaar
Het was even zoeken, maar deze verzameling geschriften, beter bekend als 'het Nieuwe Testament' staat op de site. En terecht natuurlijk, anders zou niemand immers iets begrijpen van de boeken van Maarten 't Hart.

De datering klopt ook precies. Kerkvader Athanasius van Alexandrië gaf in zijn Paasbrief van 367 een lijst op van 27 boeken die samen zouden gelden als gezaghebbend in de christelijke kerk. Die geldigheid hadden sommige geschriften al een paar eeuwen, andere kwamen er later bij.
De geschriften zelf zijn dus al ouder. De brief van Paulus aan de Galaten geldt onder wetenschappers als oudste geschrift; al zo'n 20 jaar na Jezus' heengaan (50) geschreven. Kort daarop is het evangelie van Marcus geschreven. (rond 65 na Chr.) De andere drie evangelisten hebben geput uit het materiaal van Marcus en uit een onbekende bron (Q) waarvan nooit iets is teruggevonden. Mogelijk ging het om mondelinge overleveringen. Opmerkelijk dus dat de start van deze wereldreligie in boekvorm in Noord-Afrika was. Ook kerkvader Augustinus was een Noord-Afrikaan.

Over het verloop van deze wereldreligie is veel te zeggen. Na de bekering van keizer Constantijn in 312 stopte de vervolging van de kleine sekte van de christenen en werd het in het Romeinse Rijk van toegelaten religie uiteindelijk tot staatsreligie (391). Het zwaartepunt van de macht kwam in Constantinopel te liggen. Dit Oostelijke Romeinse Rijk bleef tot 1453 bestaan. Het Westelijke Rijk viel al in 476.
Wat ooit begon als Joodse sekte, groeide uit tot een godsdienst van 'gedoopte heidenen'. Van het oorspronkelijke ideaal: een geweldloze leefgemeenschap, gebaseerd op liefde en gelijkheid 'in de Heer' bleef steeds minder zichtbaar.

Kantelpunt in die vroegste geschiedenis is ongetwijfeld de Joodse Opstand geweest. Aangevoerd door de zeloten, een verzetsbeweging, voerden de Joden strijd tegen de Romeinse overheersers. De zeloten wilden onder geen beding onderhandelen met de Romeinen en vermoordden de Joden die dat wel deden. De oorlog eindigde met de belegering en de uiterst bloedige verwoesting van Jeruzalem in 70. Op de rots Masada hielden de verzetsgroepen het nog drie jaar uit tot de val in 73.

Het Nieuwe Testament kwam voor een belangrijk deel tot stand in de periode van de Joodse Oorlog en de decennia erna en opmerkelijk is hoe Jezus in de evangeliën de verwoesting van Jeruzalem beschrijft als een apocalyptisch gebeuren. Daarbij kun je je afvragen of de gebeurtenis werd voorspeld of beschreven als reeds gebeurd en het commentaar van Jezus daarbij (achteraf) is toegevoegd door de evangelisten. Dat verklaart ook dat de secte van de christenen, toen nog geheel Joods, de opstand niet gesteund heeft. Van verzet tegen de Romeinen is in het hele Nieuwe Testament geen sprake. De beweging was principieel geweldloos.
Hier ontstond de kloof tussen Joden en christenen. Versimpeld gezegd: Joden zochten een aards koninkrijk in een vrij land, waar de tempeldienst centraal stond, de christenen een hemels. De christenen pasten zich aan aan de Romeinse overheid omdat ze een 'beter koninkrijk' verwachtten vanuit de hemel.
Eenmaal gesetteld onder Constantijn kunnen we stellen dat de christenen niet minder het aardse gezocht hebben in kathedralen en aardse macht van de bisschoppen. Om nog maar niet te spreken van de kruistochten.

Dramatisch is dan ook deze ontwikkeling geweest. Wat bij elkaar hoorde, werd gescheiden. Het Oude Testament werd zo voor de christenen steeds meer een boek waar zinnebeeldig, allegorisch de Christus werd 'voorspeld' en er verder feitelijk niet meer toe deed. Bij Calvijn* in de 16e eeuw, onder invloed van het humanisme, werd het Oude (beter: het eerste) Testament weer volledig erkend als Godsopenbaring en op gelijke voet gesteld met het Nieuwe. In de zeventiende eeuw hadden calvinistische theologen, die de Hebreeuwse taal kenden, regelmatig contact met de Joodse geleerden die in de Republiek hun toevlucht hadden gevonden. Het evangelie en de wet werden weer naast elkaar gezet.

Zo komen komen we dan bij Maarten 't Hart. Bij hem is dit calvinisme met zijn strengheid en oudtestamentische wetten maar al te bekend. Ik denk dat hij helaas op veel punten gelijk heeft. In zijn boek Het Vrome Volk (1974) is het vooral de hoogmoed Gods uitverkorenen te zijn, waar Maarten 't Hart stuk op liep. Vroom en onverdraagzaam.
Na tweeduizend jaar kun je zeggen dat het met het christelijk geloof wonderlijk is gegaan. De afstand tussen de belevingswereld van de personages in het Nieuwe Testament en nu is groot. Reden tot triomfantelijk terugkijken op die geschiedenis is er niet. Met hier en daar een oase, kun je spreken van een geschiedenis van ontsporingen.

* Van Calvijn is vooral zijn leer der verkiezing en verwerping bekend en berucht. Calvijn baseert zijn leer op de verwerping van Ezau en de verkiezing van Jacob in Genesis 25;20-22. In de verdere ontwikkeling ontstond zo het huiveringwekkende idee van de 'eeuwige verwerping' waarvan ook sprake is in de Dordtse Leerregels van 1619.

avatar van AGE-411
Wandelaar schreef:
Het was even zoeken, maar deze verzameling geschriften, beter bekend als 'het Nieuwe Testament' staat op de site. En terecht natuurlijk, anders zou niemand immers iets begrijpen van de boeken van Maarten 't Hart.

De datering klopt ook precies. Kerkvader Athanasius van Alexandrië gaf in zijn Paasbrief van 367 een lijst op van 27 boeken die samen zouden gelden als gezaghebbend in de christelijke kerk. Die geldigheid hadden sommige geschriften al een paar eeuwen, andere kwamen er later bij.
De geschriften zelf zijn dus al ouder. De brief van Paulus aan de Galaten geldt onder wetenschappers als oudste geschrift; al zo'n 20 jaar na Jezus' heengaan (50) geschreven. Kort daarop is het evangelie van Marcus geschreven. (rond 65 na Chr.) De andere drie evangelisten hebben geput uit het materiaal van Marcus en uit een onbekende bron (Q) waarvan nooit iets is teruggevonden. Mogelijk ging het om mondelinge overleveringen. Opmerkelijk dus dat de start van deze wereldreligie in boekvorm in Noord-Afrika was. Ook kerkvader Augustinus was een Noord-Afrikaan.

Over het verloop van deze wereldreligie is veel te zeggen. Na de bekering van keizer Constantijn in 312 stopte de vervolging van de kleine sekte van de christenen en werd het in het Romeinse Rijk van toegelaten religie uiteindelijk tot staatsreligie (391). Het zwaartepunt van de macht kwam in Constantinopel te liggen. Dit Oostelijke Romeinse Rijk bleef tot 1453 bestaan. Het Westelijke Rijk viel al in 476.
Wat ooit begon als Joodse sekte, groeide uit tot een godsdienst van 'gedoopte heidenen'. Van het oorspronkelijke ideaal: een geweldloze leefgemeenschap, gebaseerd op liefde en gelijkheid 'in de Heer' bleef steeds minder zichtbaar.

Kantelpunt in die vroegste geschiedenis is ongetwijfeld de Joodse Opstand geweest. Aangevoerd door de zeloten, een verzetsbeweging, voerden de Joden strijd tegen de Romeinse overheersers. De zeloten wilden onder geen beding onderhandelen met de Romeinen en vermoordden de Joden die dat wel deden. De oorlog eindigde met de belegering en de uiterst bloedige verwoesting van Jeruzalem in 70. Op de rots Masada hielden de verzetsgroepen het nog drie jaar uit tot de val in 73.

Het Nieuwe Testament kwam voor een belangrijk deel tot stand in de periode van de Joodse Oorlog en de decennia erna en opmerkelijk is hoe Jezus in de evangeliën de verwoesting van Jeruzalem beschrijft als een apocalyptisch gebeuren. Daarbij kun je je afvragen of de gebeurtenis werd voorspeld of beschreven als reeds gebeurd en het commentaar van Jezus daarbij (achteraf) is toegevoegd door de evangelisten. Dat verklaart ook dat de secte van de christenen, toen nog geheel Joods, de opstand niet gesteund heeft. Van verzet tegen de Romeinen is in het hele Nieuwe Testament geen sprake. De beweging was principieel geweldloos.
Hier ontstond de kloof tussen Joden en christenen. Versimpeld gezegd: Joden zochten een aards koninkrijk in een vrij land, waar de tempeldienst centraal stond, de christenen een hemels. De christenen pasten zich aan aan de Romeinse overheid omdat ze een 'beter koninkrijk' verwachtten vanuit de hemel.
Eenmaal gesetteld onder Constantijn kunnen we stellen dat de christenen niet minder het aardse gezocht hebben in kathedralen en aardse macht van de bisschoppen. Om nog maar niet te spreken van de kruistochten.

Dramatisch is dan ook deze ontwikkeling geweest. Wat bij elkaar hoorde, werd gescheiden. Het Oude Testament werd zo voor de christenen steeds meer een boek waar zinnebeeldig, allegorisch de Christus werd 'voorspeld' en er verder feitelijk niet meer toe deed. Bij Calvijn* in de 16e eeuw, onder invloed van het humanisme, werd het Oude (beter: het eerste) Testament weer volledig erkend als Godsopenbaring en op gelijke voet gesteld met het Nieuwe. In de zeventiende eeuw hadden calvinistische theologen, die de Hebreeuwse taal kenden, regelmatig contact met de Joodse geleerden die in de Republiek hun toevlucht hadden gevonden. Het evangelie en de wet werden weer naast elkaar gezet.

Zo komen komen we dan bij Maarten 't Hart. Bij hem is dit calvinisme met zijn strengheid en oudtestamentische wetten maar al te bekend. Ik denk dat hij helaas op veel punten gelijk heeft. In zijn boek Het Vrome Volk (1974) is het vooral de hoogmoed Gods uitverkorenen te zijn, waar Maarten 't Hart stuk op liep. Vroom en onverdraagzaam.
Na tweeduizend jaar kun je zeggen dat het met het christelijk geloof wonderlijk is gegaan. De afstand tussen de belevingswereld van de personages in het Nieuwe Testament en nu is groot. Reden tot triomfantelijk terugkijken op die geschiedenis is er niet. Met hier en daar een oase, kun je spreken van een geschiedenis van ontsporingen.

* Van Calvijn is vooral zijn leer der verkiezing en verwerping bekend en berucht. Calvijn baseert zijn leer op de verwerping van Ezau en de verkiezing van Jacob in Genesis 25;20-22. In de verdere ontwikkeling ontstond zo het huiveringwekkende idee van de 'eeuwige verwerping' waarvan ook sprake is in de Dordtse Leerregels van 1619.


Het Romeinse gedachtengoed - voor zover dat al bestaat - is niet onverenigbaar met het prille christendom.
De stoa zei al dat je je doen en laten niet mag laten beïnvloeden door omgevingsfactoren. Wanneer iemand je een dreun verkoopt, moet je rechtstaan en de agressor op dezelfde manier behandelen als voor de dreun. Dat verschilt niet zoveel van de Christelijke "de andere wang toekeren".

Het plebs mocht dan beestachtige gedachten hebben, net zoals het plebs vandaag. De Romeinse elite was echter al honderden jaren klaar voor het Christendom. De crisis van de derde eeuw was een kantelpunt: Ook de bevolking had zwaar geleden en was klaar voor iets anders dan de oppervlakkige Romeinse religie. Deze religie had een god voor alle menselijke geneugten, maar geen voor vergeving, mededogen, vrede en broederschap.

Tot op heden is Griekse en Romeinse filosofie nog steeds één van de hoofdvakken in het eerste jaar van de priesteropleiding. Deze vormen de basis van het Christendom en vormen nog steeds de basis van de priesteropleiding.

avatar van Wandelaar
Mooie reactie. Ik kan me zo voorstellen dat Seneca en Paulus het samen goed hadden kunnen vinden. Beiden stierven ze ook een onvrijwillige dood onder keizer Nero.

geplaatst:
De Openbaring van Johannes

Het is het laatste boek van het Nieuwe Testament – gedateerd eind eerste eeuw na Christus – maar grijpt aldoor terug naar de boeken van het Oude Testament. De God van dit boek is ook niet bepaald een God van Liefde maar vooral een toornige God waarbij het boek met name beschrijft hoe de ongelovigen gestraft zullen worden, bv. 14:19-20: “En de engel wierp zijn sikkel op de aarde en oogstte van de wijngaard der aarde en wierp het in de grote persbak van de gramschap Gods. En de persbak werd getreden buiten de stad, en er kwam bloed uit de persbak tot aan de tomen der paarden, zestienhonderd stadiën ver.” (simpel gezegd: stapels mensen worden geperst totdat het bloed 300 kilometer verder nog twee meter hoog staat). Om nog meer een idee te geven van de soms fraaie poëzie van het visioen: omgekeerd wassen de gelovigen hun kleed wit (zuiver van zonden) met het bloed van Christus, het geslachte Lam. Het idee lijkt te zijn dat omdat God alles gemaakt heeft we Hem dankbaar moeten zijn (4: 11: “want Gij hebt alles geschapen en om uw wil was het en werd het geschapen”) en niet alleen Hem maar ook zijn geboden moeten eren waarna God als strenge maar rechtvaardige huismeester wraak neemt op degenen die Zijn wetten hebben overtreden. God had de wereld ook niet kunnen scheppen en Hij beschikt dan ook over ons leven met de kenmerkende paradox van het jodendom (en de islam) dat de mens vrij is – hij staat voortdurend voor een radicale keuze tussen goed en kwaad – maar tegelijk onderworpen tot een angstige slaaf die zijn Heer moet vrezen.

De profetie betreft het einde der tijden en beschrijft de situatie voor, tijdens en na de Dag des Oordeels. Het begint met het openen van de zeven zegelen van een boekrol waarmee allerlei ramspoed de aarde treft als toorn van God (wat opvalt is dat ook dieren eraan moeten: de Schepper lijkt simpelweg zijn eigen schepping weer te vernietigen). Die toorn lijkt z’n culminatiepunt te vinden in Rome – waarschijnlijk vanwege diens vervolging van de christenen – welke grote stad wordt aangeduid met Babylon, “de grote hoer” waar men dronken is van de wijn van de hartstocht harer hoererij en van het bloed der heiligen en getuigen van Jezus. Dat het om een strijd om leven en dood ging krijgt ook uitdrukking in de volstrekte polarisatie tussen het ware geloof in Jezus tegenover een vals, heidens geloof met “het beest” (valse god) dat wordt aanbeden, een valse profeet en Satan als verleider en tegenstander van Jezus. Het visioen verhaalt dat de mensen zich niet bekeren terwijl de toorn van God hen treft: begrijpelijkerwijs drijft het ze juist naar hun valse god ter bescherming. Dan wordt Babylon vernietigd door Gods wraak en komt Jezus (“Hij die was, die is en die komt”) terug op Aarde: Jezus’ leger verslaat het leger van het beest met z’n gevolg dat zijn merkteken (666) draagt. Het beest en de valse profeet worden in de poel des vuurs die van zwavel brandt geworpen en Satan (de draak, de slang) wordt opgesloten waarna Jezus als “koning der koningen” samen met de christelijke martelaren die uit de dood worden gewekt (“de eerste opstanding”) voor duizend jaar op Aarde regeert. Dan wordt Satan vrijgelaten en vindt de beslissende slag plaats die Jezus schijnbaar moeiteloos wint (en wordt ook Satan in het vuur geworpen). Daarop vindt de Dag des Oordeels plaats waar iedereen wordt beoordeeld naar z’n werken: zij wiens naam niet in het “boek des levens” staan worden in het vuur geworpen waar men dag en nacht gepijnigd wordt in alle eeuwigheid (dit is “de tweede dood”). Degenen die wel in het boek des levens staan – de gelovigen die hebben volhard in het geloof in Jezus (die “het zegel van God op hun voorhoofd” hebben) – bevolken vervolgens het nieuwe Jeruzalem, dat is de stad van God, vol licht, pracht en zonder leed (21:4: “Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen”), die uit de hemel komt en waar ook God bij hen zal wonen. Zoals het zondige Babylon de hoer dus valse bruid van het beest was, zo is de nieuwe heilige stad de bruid van Jezus.

Het is duidelijk dat het verhaal bol staat van de symboliek. Met name de getalsymboliek is in bijna elke zin aanwezig met bv. vanwege de schepping in zeven dagen het getal 6 dat voor het onvolmaakte staat (het bekende getal 666 van het beest is in feite het getal van de mens dat denk ik om het Kantiaans te zeggen staat voor de mens die z’n (dierlijke, egoïstische) neigingen volgt in plaats van de door God gegeven geboden of moraal) en het getal 7 voor de volmaaktheid en daarmee voleinding van de geschiedenis waar deze apocalyps (openbaring) op ziet (en dat zo om het Hegeliaans te zeggen op het einde van de geschiedenis ziet) hetgeen bv. de eerder geciteerde oogsttijd verklaart want “de druiven zijn rijp” (zoals ook Hegel in 1807 in het voorwoord van de Fenomenologie van de Geest de tijd rijp achtte voor het verschijnen – openbaren zo u wilt – van de waarheid). Zo ook zal de rechtvaardigheid komen als “het getal vol is” (6:11) hetgeen verklaart waarom God toch niet altijd meteen straft en we nog een – korte! – tijd moeten wachten tot de Dag des Oordeels waar iedereen zijn verdiende loon krijgt. Maar ook buiten de getallen is er weinig in de tekst dat niet symbolisch is, bv. de bizarre schepsels “rondom en van binnen vol ogen” (4:8), dat natuurlijk ziet op het feit dat zij de Waarheid zien zoals Jezus de blinde laat zien, en het zwaard dat uit de mond van Jezus komt omdat Jezus immers Gods Woord is. Zoals bekend is de openingszin van het Evangelie naar (een andere) Johannes “In den beginne was het Woord” ontleend aan het stoïcisme (met Woord als vertaling van Logos) en dat de hoer (Babylon) wordt verbrand doet me ook denken aan de wereldbrand van de stoïcijnen waarmee de wereld ten einde komt waarna de cyclus opnieuw begint en dat in de Bijbel – ook in de tekst van onze Johannes – vorm krijgt door Jezus die alle dingen nieuw maakt (21:5), hier in de vorm van het Nieuwe Jeruzalem, maar ook aan de vele van bv. hekserij beschuldigde vrouwen die levend op de brandstapel zijn geworpen.

Me dunkt dat we de duidelijk symbolische tekst echter niet letterlijk moeten nemen als iets wat had moeten gebeuren (rond 100 na Christus) of wat nog een keer gaat gebeuren, hetgeen verklaart waarom de meer symbolisch genegen katholieke kerk er niet zo veel moeite mee heeft terwijl het fundamentalistisch genegen protestantisme het ofwel beschouwt als een vals boek ofwel letterlijk neemt zoals de adventisten. Net als Plato’s mythe van Er lijkt het vooral een oproep om te bekeren voordat het te laat is: “er is geen tijd meer” (10:6) moet in die zin juist wel letterlijk worden genomen. Plato’s mythe c.q. Johannes’ visioen is in wezen een politiek middel om degenen die twijfelen over het geloof of in de moraal geen intrinsieke reden vinden het na te leven er toch toe te bewegen door middel van de fantasie dat je evengoed na je dood alsnog je verdiende loon zult krijgen zodat het rationeel is – op grond van Pascals Gok – om te geloven en Gods geboden na te leven met daarbij het door het visioen gegeven zekerheid dat het goede het kwade zal overwinnen zodat je maar beter bij de overwinnaars – de volgelingen van Jezus – aansluit waarmee de profetie ook een self fulfilling prophecy wordt. Daarbij heeft het vooral een schrikwekkend effect omdat je verkeerde keuze op Aarde dubbel en dwars zal worden gewroken door God (dat de tekst op metaniveau zelfs toepast op het doorgeven van de tekst: God zal degene die iets toevoegt aan Johannes’ profetie op Zijn beurt de plagen, die in het boek beschreven zijn, toevoegen (22:18)). Het concept van God als Hemelse rechter is een uiterst effectief middel om grote gemeenschappen te disciplineren – met de nadruk op de gruwelen die God voor je in petto heeft als je afdwaalt van de kudde – en dit politieke gebruik van religie is wellicht zowel haar meest perverse als haar invloedrijkste vorm. Terzijde: wat overigens een merkwaardige omkering is waar bv. Nietzsche op heeft gewezen is dat zij die in het vagevuur worden geworpen geen rust zullen kennen (wat we associëren met het leven) en zij die het eeuwige leven verkrijgen wel rust vinden (wat we associëren met de dood) en waar aldus een ziekelijke ‘priesterlijke’ haat tegen het (echte maar ‘verdoemde’) leven uit spreekt.

Gast
geplaatst: vandaag om 16:28 uur

geplaatst: vandaag om 16:28 uur

Let op: In verband met copyright is het op BoekMeter.nl niet toegestaan om de inhoud van externe websites over te nemen, ook niet met bronvermelding. Je mag natuurlijk wel een link naar een externe pagina plaatsen, samen met je eigen beschrijving of eventueel de eerste alinea van de tekst. Je krijgt deze waarschuwing omdat het er op lijkt dat je een lange tekst hebt geplakt in je bericht.

* denotes required fields.

Let op! Je gebruikersnaam is voor iedereen zichtbaar, en kun je later niet meer aanpassen.

* denotes required fields.