Wandelaar schreef:
Het was even zoeken, maar deze verzameling geschriften, beter bekend als 'het Nieuwe Testament' staat op de site. En terecht natuurlijk, anders zou niemand immers iets begrijpen van de boeken van Maarten 't Hart.
De datering klopt ook precies. Kerkvader Athanasius van Alexandrië gaf in zijn Paasbrief van 367 een lijst op van 27 boeken die samen zouden gelden als gezaghebbend in de christelijke kerk. Die geldigheid hadden sommige geschriften al een paar eeuwen, andere kwamen er later bij.
De geschriften zelf zijn dus al ouder. De brief van Paulus aan de Galaten geldt onder wetenschappers als oudste geschrift; al zo'n 20 jaar na Jezus' heengaan (50) geschreven. Kort daarop is het evangelie van Marcus geschreven. (rond 65 na Chr.) De andere drie evangelisten hebben geput uit het materiaal van Marcus en uit een onbekende bron (Q) waarvan nooit iets is teruggevonden. Mogelijk ging het om mondelinge overleveringen. Opmerkelijk dus dat de start van deze wereldreligie in boekvorm in Noord-Afrika was. Ook kerkvader Augustinus was een Noord-Afrikaan.
Over het verloop van deze wereldreligie is veel te zeggen. Na de bekering van keizer Constantijn in 312 stopte de vervolging van de kleine sekte van de christenen en werd het in het Romeinse Rijk van toegelaten religie uiteindelijk tot staatsreligie (391). Het zwaartepunt van de macht kwam in Constantinopel te liggen. Dit Oostelijke Romeinse Rijk bleef tot 1453 bestaan. Het Westelijke Rijk viel al in 476.
Wat ooit begon als Joodse sekte, groeide uit tot een godsdienst van 'gedoopte heidenen'. Van het oorspronkelijke ideaal: een geweldloze leefgemeenschap, gebaseerd op liefde en gelijkheid 'in de Heer' bleef steeds minder zichtbaar.
Kantelpunt in die vroegste geschiedenis is ongetwijfeld de Joodse Opstand geweest. Aangevoerd door de zeloten, een verzetsbeweging, voerden de Joden strijd tegen de Romeinse overheersers. De zeloten wilden onder geen beding onderhandelen met de Romeinen en vermoordden de Joden die dat wel deden. De oorlog eindigde met de belegering en de uiterst bloedige verwoesting van Jeruzalem in 70. Op de rots Masada hielden de verzetsgroepen het nog drie jaar uit tot de val in 73.
Het Nieuwe Testament kwam voor een belangrijk deel tot stand in de periode van de Joodse Oorlog en de decennia erna en opmerkelijk is hoe Jezus in de evangeliën de verwoesting van Jeruzalem beschrijft als een apocalyptisch gebeuren. Daarbij kun je je afvragen of de gebeurtenis werd voorspeld of beschreven als reeds gebeurd en het commentaar van Jezus daarbij (achteraf) is toegevoegd door de evangelisten. Dat verklaart ook dat de secte van de christenen, toen nog geheel Joods, de opstand niet gesteund heeft. Van verzet tegen de Romeinen is in het hele Nieuwe Testament geen sprake. De beweging was principieel geweldloos.
Hier ontstond de kloof tussen Joden en christenen. Versimpeld gezegd: Joden zochten een aards koninkrijk in een vrij land, waar de tempeldienst centraal stond, de christenen een hemels. De christenen pasten zich aan aan de Romeinse overheid omdat ze een 'beter koninkrijk' verwachtten vanuit de hemel.
Eenmaal gesetteld onder Constantijn kunnen we stellen dat de christenen niet minder het aardse gezocht hebben in kathedralen en aardse macht van de bisschoppen. Om nog maar niet te spreken van de kruistochten.
Dramatisch is dan ook deze ontwikkeling geweest. Wat bij elkaar hoorde, werd gescheiden. Het Oude Testament werd zo voor de christenen steeds meer een boek waar zinnebeeldig, allegorisch de Christus werd 'voorspeld' en er verder feitelijk niet meer toe deed. Bij Calvijn* in de 16e eeuw, onder invloed van het humanisme, werd het Oude (beter: het eerste) Testament weer volledig erkend als Godsopenbaring en op gelijke voet gesteld met het Nieuwe. In de zeventiende eeuw hadden calvinistische theologen, die de Hebreeuwse taal kenden, regelmatig contact met de Joodse geleerden die in de Republiek hun toevlucht hadden gevonden. Het evangelie en de wet werden weer naast elkaar gezet.
Zo komen komen we dan bij Maarten 't Hart. Bij hem is dit calvinisme met zijn strengheid en oudtestamentische wetten maar al te bekend. Ik denk dat hij helaas op veel punten gelijk heeft. In zijn boek Het Vrome Volk (1974) is het vooral de hoogmoed Gods uitverkorenen te zijn, waar Maarten 't Hart stuk op liep. Vroom en onverdraagzaam.
Na tweeduizend jaar kun je zeggen dat het met het christelijk geloof wonderlijk is gegaan. De afstand tussen de belevingswereld van de personages in het Nieuwe Testament en nu is groot. Reden tot triomfantelijk terugkijken op die geschiedenis is er niet. Met hier en daar een oase, kun je spreken van een geschiedenis van ontsporingen.
* Van Calvijn is vooral zijn leer der verkiezing en verwerping bekend en berucht. Calvijn baseert zijn leer op de verwerping van Ezau en de verkiezing van Jacob in Genesis 25;20-22. In de verdere ontwikkeling ontstond zo het huiveringwekkende idee van de 'eeuwige verwerping' waarvan ook sprake is in de Dordtse Leerregels van 1619.
Het Romeinse gedachtengoed - voor zover dat al bestaat - is niet onverenigbaar met het prille christendom.
De stoa zei al dat je je doen en laten niet mag laten beïnvloeden door omgevingsfactoren. Wanneer iemand je een dreun verkoopt, moet je rechtstaan en de agressor op dezelfde manier behandelen als voor de dreun. Dat verschilt niet zoveel van de Christelijke
"de andere wang toekeren".
Het plebs mocht dan beestachtige gedachten hebben, net zoals het plebs vandaag. De Romeinse elite was echter al honderden jaren klaar voor het Christendom. De crisis van de derde eeuw was een kantelpunt: Ook de bevolking had zwaar geleden en was klaar voor iets anders dan de oppervlakkige Romeinse religie. Deze religie had een god voor alle menselijke geneugten, maar geen voor vergeving, mededogen, vrede en broederschap.
Tot op heden is Griekse en Romeinse filosofie nog steeds één van de hoofdvakken in het eerste jaar van de priesteropleiding. Deze vormen de basis van het Christendom en vormen nog steeds de basis van de priesteropleiding.