De literatuur van De Winter gaat meestal over het joodzijn, is nooit heel diepgaand maar wel altijd onderhoudend, zeer goed leesbaar en uitermate vermakelijk; als in een eenvoudige Hollywoodfilm. Dat De Winter ook klinkklare nonsens in een thrillerjasje kon steken, dat was nog niet bekend maar dat doet hij met deze VSV. Het resultaat? Klinkklare nonsens in een thrillerjasje. Alleen dat doet geen goed.
De plot is vergezocht en eigenlijk te belachelijk voor woorden. Ik ga er niet te diep op in, maar er is behalve veel toeval ook gewoon heel simpel echt een p. En Theo van Gogh erin, waarom? Is dit hele boek voor hem geschreven, wie zal het zeggen. Een andere reden zie ik namelijk niet. Gelukkig De Winter ook niet, want bij monde van Van Gogh meldt hij dit aan het eind ook. De hele plot, die is gewoon gezocht en daardoor ongeloofwaardig. Je krijgt enkele hoofdpersonen, die je om het hoofdstuk een tijd volgt, en je weet: die gaat allemaal samenkomen. De vraag is alleen, hoe krijg je die samen. Dat is een oud foefje, maar gaat hier net iets te ver waardoor de lol vanzelf verdwijnt. En dan alle perikelen die erbij komen, met relationele problemen van de advocaat en de nieuwslezeres, de burgemeester die burgemeester bleef (en een relatie heeft die eigenlijk niets vandoen heeft met alles maar er toch in wordt verwerkt - over een gemaakte plot gesproken), Donner die minister bleef en op het eind Wilders die ze wilden kidnappen. Een knipoog is leuk, maar zoveel onzin achterelkaar wordt teveel. En daarnaast, heel veel had niets te maken met de plot en leidt in een goede thriller af. De Winter lijkt niet echt een keuze te kunnen maken tussen een roman met grootse thema’s, een doeltreffende thriller of een lokale klucht. Nu wordt een brei van alles zonder de krenten erin. En als het spannend moet worden, vol drama, dan eindigt het op een idiote manier.
De personages zijn deels fictief, deels BN’ers. De meesten worden aardig uitgewerkt, al zijn ze wel behoorlijk clichématig. Maar wat wil je, in pakweg 100 pagina’s wordt een keur aan personen opgevoerd. Meest lachwekkende is wel het kind Nathan, nog vanuit de ik-vertelsituatie ook. De Winter beschrijft dit kind en zijn gedachten zoals een volwassen een kind en zijn gedachten zou beschrijven. Eigenlijk te wijs, met veel ge-mama erin (weten ze niets beters) maar altijd lees je de volwassen hand erin. Volstrekt ongeloofwaardig dus. Misschien had hij Detstvo van Tolstoj eens moeten lezen en de eenvoud waarmee hij de kindergevoelens beschrijft. Dat had een hoop ergernis gescheeld.
Het grote probleem is ook dat deze roman eigenlijk alleen voor ons Nederlanders is die nu leven, en ook het nu lezen. Over een jaar of 10 is al een deel verouderd en zijn mensen als Donner, Moszkowicz en Cohen niets meer dan voetnoten geworden. Dat maakt het weleens vervelend, het constante gebruik van mensen in de mode, de hype volgen. Ook de naming van producten als iPods en andersoort uit mijn eigen tijd kan mijn waardering niet krijgen. Waarom, geen idee. Ik heb er een hekel aan. Heel simpel. En het komt gewoonweg veels te veel voor. Ook in moderne Bondfilms en actiefilms met hippe gsm’s met allerlei functies die helpen de boef te vangen. Blgh. Daarom liever ook de Russen van vroeger, daar hadden ze al die troep niet.
Kijk, De Winter kan wel schrijven. Een vlotte pen, goed leesbare zinnen, nergens moeilijk of zwaar doen om het moeilijk of zwaar doen en op zijn tijd is het best spannend. En dat heeft zijn charme en helpt je met gemak door alles heen. Dan Brown kan dat ook. Maar dat moet je zeker niet met literatuur verwarren. Kitsch, met een kleine k, dat is het. Ik mis grote vergezichten, ideeën over terrorisme, Ayaan, Wilders, noem maar op. Allemaal kan het ertoe doen, niets wordt echt behandeld. Dan was zijn Sokolov toch een stuk beter.
De Winter gaf aan bij Jinek op zondag dat hij veel plezier had in het schrijven, door alle gekke situaties, ook rond zijn eigen persoon, erin te verwerken. Had ik ook maar zoveel plezier met het lezen gehad denk ik dan. Erg jammer. 1*