Chuck Palahniuk lijkt steeds meer een schrijver te zijn van pieken en dalen. Zo stak Snuff wat bleek af na het (achteraf bezien) sterk in elkaar gestoken Rant, en is nu ook Tell-All wat magertjes na het ingenieuze Pygmy.
Met Tell-All levert Chuck een karikatuur af van het Glamour Hollywood uit de jaren '60 en persifleert tevens het feit dat een acteur pas een ster is zodra er een biografie verschijnt. Uiteraard vol leugens, waarvan de meest flagrante leugen het sterkste (fictieve) beeld achterlaat van de persoon. Geschiedenis, zo lijkt de conclusie, is slechts fictie.
Een aardig idee dat wederom veel kansen schept voor gevatte one-liners (die Chuck als een hedendaagse Oscar Wilde ook meermalen aangrijpt), maar de gekozen stijlgimmick (de gil-de-la-tourette van het namendroppen) begint al snel oud te worden en de hoofdpersonages komen nergens tot leven.
Bovendien komt het plot pas na de helft van het boek op gang, waardoor je lange tijd moet teren op de observaties van de auteur. Akte 1 heeft daardoor veel weg van een ironische variant op zo'n pulpbiografie, wat ongetwijfeld het idee was maar helaas iets minder lekker wegleest. Des te meer doordat het nooit zo bijtend wordt als we van Chuck gewend zijn. Het is bijna braafjes. Het idee is uiteindelijk duidelijk, en wordt zelfs consequent en zeer sterk uitgewerkt. Maar net zoals het lastig te lezen Pygmy schiet het soms zijn doel voorbij.
Bewonderenswaardig, wederom, maar alleen de Palahniuk die-hards die in de gaten hebben waar hij mee bezig is en de knipoog herkennen zullen het weten te waarderen. Laten we hopen dat zijn roman voor 2011 (over een 13 jarig meisje dat gedoemd is weg te rotten in de hel) hem weer tot een piek brengt. 3*