Dit is weergaloze poezie. Poezie zoals ze moet zijn: rijmend, beknopt, ontroerend, melancholisch en met schitterende beeldspraak.
Helaas heeft Hermans niet veel poezie geschreven en zijn er slechts zo'n 100 gedichten van hem bekend. In 1944 verscheen dit bundeltje, dat in eigen beheer werd uitgegeven. Dit was Hermans' debuut, nog voordat hij als romancier debuteerde. In 1947 verscheen 'Horror Coeli en andere gedichten', in 1948 'Hypnodrome. Gedichten' en in 1968 'Overgebleven gedichten'. Deze vier bundels zijn samengebracht door de Bezige Bij in 2011 in zijn Volledige Werken (deel 9).
Hermans wist zelf niet goed wat hij met zijn poezie aan moest, evenmin als zijn recensenten. In 1963 schreef hij in een brief: "... soms heb ik het gevoel dat deze gedichten, vooral de oudste, niet door mijzelf geschreven zijn, maar door een door mij verzonnen romanfiguur uit een roman die in de pen gebleven is."
Ik vind dit een treffende passage, omdat uit deze eerste bundel blijkt dat Hermans romanticus pur sang was. Een enorm verlangen spreekt uit deze gedichten, dat maar net kan worden beteugeld, maar juist door de strakke vorm krachtiger wordt. Hermans was van origine fysisch geograaf, en dat is toch te merken in de zorgvuldige constructie van deze gedichten, en in de soms concrete, fysieke beschrijving van pijnlijke zaken. Alsof hij hiermee verdriet bezweert. In dit opzicht doet hij wat denken aan Achterberg.
De bundel bestaat uit 24 korte gedichten. Acht gedichten hiervan tellen slechts 1 strofe, en tien tellen er twee. Dit zijn voorbeelden van efficiente, doeltreffende poezie, die bol staat van ontroering en melancholie. De wat langere gedichten zijn overigens net zo prachtig. Een klein meesterwerkje.