De trein die 's avonds in het pikkedonker aankomt op een verlaten station waar reeds een koets klaarstaat die de protagonist afzet bij een groot, raadselachtig landhuis... Het is iets wat je wel vaker in boeken tegenkomt en kan inmiddels een cliché genoemd worden, maar het is zeker geen vervelend cliché, integendeel.. Het verhaal gaat dus geheimzinnig van start en Hodgson Burnett weet een uiterst behaaglijke sfeer te scheppen met weliswaar eenvoudige maar idyllische natuurbeschrijvingen in een mysterieuze omgeving: een huis met wel honderd kamers en de geheime tuin zelf natuurlijk met zijn vele, vele rozen en een roodborstje dat de kinderen erheen leidt. Maar het verhaal verloopt ook te voorspelbaar en te traag waardoor allengs de verveling toeslaat.
De schrijfster van dit laat-victoriaanse kinderboek (1911) was het niet eens met de toen gangbare behandeling van zieke én gezonde kinderen, langdurige bedrust als remedie. Zij vond dat kinderen naar buiten moesten en zonlicht en frisse lucht nodig hadden. Terecht natuurlijk, maar in haar kritiek draaft ze mijns inziens te ver door, met name aan het einde wanneer het alleen nog maar lijkt te gaan over het al dan niet ongezonde uiterlijk van de kinderen. Het hebben van mooie gedachtes (magisch denken) heeft invloed op de gezondheid, is eigenlijk de kern van haar boodschap. Ten tijde van The Secret Garden kwam het positief denken in opmars, vooral de Methode Coué van de indertijd beroemde apotheker Émile Coué (1857-1926), in feite de grondlegger van hedendaagse bedenkelijke zelhulpmethodes. Als er dan ook nog opeens een of andere worstelkampioen in het verhaal opduikt die de 'zieke' Colin spieroefeningen leert, werd het voor mij echt eventjes teveel...
Maar ondanks de braafheid - er komt in het gehele boek geen slecht personage voor - is het knap verteld, lieflijk, dromerig.. ..met het tuinieren, de lente die aanbreekt en de tuin die weer in bloei komt te staan als bijzonder mooi metafoor voor individuatie. En Dickon, de jongen uit het arme gezin die als een soort Franciscus van Assisi met dieren weet te communiceren, die stal mijn hart.
Bij de 'ivoren olifantjes' voelde ik dan weer een lichte ergernis; niets zo schijnheilig en morbide als een ivoren olifantje.