Wat een wonder van compactheid is dit. De schaal is groots en ambitieus, maar Carpentier zet het allemaal weg in slechts 130 pagina’s. De hoofdstukjes zijn kort en staan in losse verbinding tot elkaar. Verhaallijnen zijn er daardoor niet echt, ze zijn van ondergeschikt belang. De roman is eerder gecomponeerd op thema’s en motieven die in allerlei gedaanten steeds maar terugkeren. Over gedaanten gesproken; gedaanteverwisseling is zo’n telkens terugkerend thema. We hebben de inheemse rebellenleider die verandert in allerlei dieren om uit handen van de plantagehouders te blijven. De oude man die wijselijk tot het besef komt dat een transformatie in een gans hem nog niet tot de gelijke van een gans maakt. Geestverschijningen. Maar ook minder magisch; de kok die zich opwerkt tot tirannieke koning. Pauline Bonaparte die later in het verhaal terugkeert in de verschijning van het beroemde beeld in de Villa Borghese. Zo’n scène in de Villa Borghese, waar een eenzame donkere man het witte marmer streelt, is dan weer een geweldige spiegeling van een scène eerder in het boek, wanneer juist Pauline de vreemdeling is en met haar lichaam diezelfde man in verleiding brengt.
Als er iets is wat de personages bindt, dan is het wel dat ze allemaal ontheemd zijn, ergens ronddwalen waar ze niet behoren te zijn. De kolonisten die nog lachwekkend vasthouden aan Europese gewoonten, de slaven voor wie Afrika een mythisch ‘over there’ is. Na de afschaffing van de slavernij en de revolutie raakt iedereen op drift. Het doet denken aan de uitspraak van Pascal dat alle ellende voortkomt uit het onvermogen van de mens om gewoon stil in een kamer te blijven zitten. De mens van Carpentier wil groter zijn dan hij is, en is bereid daar heel wat lijden voor te doorstaan. Maar waarvoor? Wat de mens nalaat zijn in The Kingdom of This World vooral een hoop ruïnes; de plantage verbrokkelt na afschaffing van de slavernij, het citadel is al bij bouw door schimmel overwoekert en zelfs het Romeinse Forum is door schapenkuddes overgenomen. Natuur lijkt dan de enige constante factor. Die verweeft Carpentier in al haar gedaanten zeer uitvoerig en beeldend door de scènes heen. Met een opvallende rol voor allerlei gedomesticeerde dieren, toonbeeld toch weer van menselijke heerszucht over de natuur.
Ik zou zo nog een paar alinea’s door kunnen gaan, over de rol van muziek valt nog veel te zeggen, over die van spiegels en spiegelingen in de verteltechniek, de religieuze elementen, de magie natuurlijk; het is een ontzettend rijk en veelzijdig boek, die haar kracht vooral ontleent aan de losse episodische structuur.
Ik ben het dan ook helemaal niet eens met de beweringen hierboven, als zou de verhaallijn rommelig zijn en van de hak op te tak springen. Dat is alleen zo als je het per sé als een lineaire narratief wil lezen, zoals we bij veel Westerse literatuur gewend zijn. De magisch realistische invloeden verraden al dat Carpentier ver weg wil blijven bij rationeel te begrijpen structuren. In een uitstekend voorwoord legt hij uit hoe hij in Haïti werd bevangen door de kracht van het magische, geaard in een diep geloof van de bevolking in het buitengewone. Iets dat we volgens hem in het Westen zelfs in onze folklore langzaamaan kwijt zijn geraakt. The Kingdom of This World is zijn poging dit gevoel voor ‘the marvelous real’ op te roepen. Missie geslaagd.