Bevreemdende roman. Niet verbazend, aangezien De Volkskrant het heeft over de Iranese Kafka – hoewel die parallel meer berust op Hedayats fascinatie voor het werk van Kafka en het feit dat ze allebei ambtenaar waren dan op een vermeende literaire gelijkenis. Want waar Kafka grote ontheemding oproept (bij de lezer) door ongewone situaties als “normaal” te presenteren (via normale personages die denken zoals u en ik), is Hedayats naamloze hoofdfiguur openlijk “anders dan het gepeupel”.
Aanvankelijk schept Hedayat een claustrofobische, bijzonder intrigerende sfeer, die de lezer als het ware besmet met de existentiële levensangst van het hoofdpersonage. Met het bestaan en haar intrinsieke zinloosheid als centrale thema, sluit het boek hoe dan ook beter aan bij de Franse literatuur uit de jaren ’50 (Sartre, Camus, …).
Eenmaal het verhaal zich echter uitsplitst in een tweede, gelijkaardig relaas, verliest de roman scherpte en gaat Hedayat spelen met een Oosters-geöriënteerde zin voor droombeelden en herhalingen. Plots raakt de roman doordrenkt van een abstract soort symboliek en verliezen de eigenlijke emoties aan belang. De roman blijft min of meer interessant, maar spreekt niet meer zodanig tot de verbeelding als in de eerste 50 bladzijden het geval was.
Dit is echter typisch zo’n boek dat zich niet in één keer laat lezen. De veelheid aan betekenissen die ongetwijfeld achter het verhaal verscholen liggen, laten zich immers niet op één hand tellen. Desondanks krijg ik het gevoel dat het boek in zijn onverholen kunstzinnige opzet een beetje aan zijn doel voorbij schiet. Want eenmaal symboliek en ideeën de overhand halen op de transparante structuur en de gehele sfeer, zitten we op een traject dat ook cineast Kim Ki-Duk niet vreemd is: veel gelaagdheid, maar te weinig menselijkheid...?
2,75*